H6 v4 evenwichten

H6 evenwichten (4vwo)
QUIZ 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SchkMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

H6 evenwichten (4vwo)
QUIZ 

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit wat is een chemisch evenwicht is

Slide 2 - Open vraag

"Concentraties van alle stoffen zijn gelijk in evenwicht."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

"Als een reactie het evenwicht heeft bereikt, veranderen de concentraties van de stoffen niet meer."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurd er met het evenwicht wanneer je het reactieproduct weghaalt?

Slide 5 - Open vraag

"De reactiesnelheid van de reactie naar rechts en links is gelijk als er chemisch evenwicht is."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Welke reactie verloopt het snelst op tijdstip t1?
A
Heengaande reactie
B
Teruggaande reactie

Slide 7 - Quizvraag

Gegeven het evenwicht:
2 NO2 N2O4
Bij evenwicht geldt altijd:
A
de snelheid vd reactie naar links = de snelheid vd reactie naar rechts
B
er treden geen reacties meer op
C
concentraties zijn gelijk
D
% effectieve botsingen = 0

Slide 8 - Quizvraag

Als een chemisch evenwicht is bereikt, stopt de reactie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Hoe maak je de volgende evenwichtsreactie aflopend?
CuSO4 5 H2O(s)CuSO4(s)+ 5 H2O(l)
A
Kopersulfaat toevoegen
B
Water toevoegen
C
Water wegnemen

Slide 10 - Quizvraag

De gassen ammoniak en waterstofchloride zijn bij een temperatuur van 250 °C in evenwicht met ammoniumchloride NH3(g) + HCI(g) ⇆ NH4Cl(g).
Wat is hier de evenwichtsvoorwaarde K ?
A
K= 1 / [NH3] [HCl]
B
K= 1/[NH3] + [HCl]
C
K= [NH4Cl]/[NH3] [HCl]
D
K= [NH3] [HCl]

Slide 11 - Quizvraag

Als je de concentratie van een van de stoffen in een evenwicht verandert, verandert op dat moment de waarde van K
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag



Van het bovenstaande evenwicht is in een reactievat bij evenwicht 2,8 mol waterstof, 1,9 mol zuurstof en 2,2 mol water aanwezig. Bereken de evenwichtsconstante van dit evenwicht.
2 H2 (g)+O2 (g)2 H2O (g)
A
0,16
B
0,32
C
3,1
D
6,2

Slide 13 - Quizvraag

Welke van de onderstaande fasen zijn variabel in concentratie?
A
s
B
l
C
g
D
aq

Slide 14 - Quizvraag


A
B
C
De juiste evenwichtsvoorwaarde staat er niet bij.

Slide 15 - Quizvraag

Wat verandert er aan het evenwicht wanneer je een katalysator toevoegt?
A
Niets.
B
De concentratie van reactieproducten worden groter.
C
De concentratie van de beginstoffen worden groter.
D
Het evenwicht wordt eerder gevormd.

Slide 16 - Quizvraag


Toevoegen van  extra stikstof zorgt voor 
A
groter noemer
B
groter teller
C
verschuiving van evenwicht naar rechts
D
K>>1

Slide 17 - Quizvraag


Druk verhogen dus volume verkleinen zorgt voor 
A
verschuiven naar van meeste deeltjes
B
verschuiven naar kant van minste deeltjes
C
verschuiving van evenwicht naar rechts
D
verschuiving van evenwicht naar links

Slide 18 - Quizvraag

Temperatuur verhoging
A
verschuiven van evenwicht naar endo kant
B
verschuiven van evenwicht naar exo kant
C
geen verschuiving
D
het instellen van evenwicht verloopt sneller

Slide 19 - Quizvraag

VRAGEN?

Slide 20 - Open vraag