4HAVO herhaling H6 reacties in beweging

H6: Reacties in beweging
dynamisch                                                        statisch
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H6: Reacties in beweging
dynamisch                                                        statisch

Slide 1 - Tekstslide

Reactiewarmte
Wet van behoud van energie: bij een proces verandert alleen de soort energie, niet de hoeveelheid. 

Chemische reactie = de energie van stoffen

Deze kan worden omgezet  in andere energievormen zoals warmte, licht, kinetische energie (= beweging) en/of elektrische energie.
De verandering in chemische energie tijdens een reactie is:
 ΔE = E reactieproducten – E beginstoffen



Slide 2 - Tekstslide

Reactiewarmte
Energie-effect:
Een reactie waarbij energie vrijkomt noemen we exotherm. Er komt meer energie vrij dan dat nodig is voor de reactie. ∆ E = negatief.
Een reactie waarbij energie nodig is noemen we endotherm. Er is meer energie nodig dan dat er vrijkomt. E = positief.


Kijk altijd vanuit de stof.



Slide 3 - Tekstslide

Reactiewarmte
In een energiediagram geef je weer hoeveel energie stof(fen) opnemen en afstaan. Dit moet je kunnen tekenen.
Fotosynthese:                                       Verbranding van glucose: 
6CO2 + 6H2O → C6H12O6 + 6O2        C6H12O6 + 6O2 → 6CO2  6H2O


Slide 4 - Tekstslide

Een verbranding is een endotherm/exotherm proces (1),
omdat er energie vrijkomt/nodig is (2).
(20 s)
A
endotherm (1) nodig (2)
B
endotherm (1) vrijkomt (2)
C
exotherm (1) nodig (2)
D
exotherm (1) vrijkomt (2)

Slide 5 - Quizvraag

Reactiewarmte
Vormingswarmte:
De hoeveelheid energie die vrijkomt/nodig is, voor de vorming van 1 mol van een stof uit de elementen (niet-ontleedbare stoffen) Binas 57A/ B

De vormingswarmte van een element = 0 J/mol



Slide 6 - Tekstslide

Reactiewarmte
Berekening reactie-energie: houd rekening met coëfficiënten!
 
E = E vorming reactieproducten - E vorming beginstoffen
 ∆E = (q x E vorming stof C + r x E vorming stof D) - 
          (m x E vorming stof A + n x E vorming stof B)

OEFEN HIERMEE!! (paragraaf 6.1/KEMIA)

Slide 7 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Reactie:
Stoffen reageren wanneer er effectieve botsingen plaats vinden.
De atomen laten elkaar los en vormen nieuwe groepjes atomen.
Dit gebeurt alleen bij voldoende krachtige botsingen en wanneer dit op de juiste plaats gebeurt (botsende deeltjesmodel).

Reactiesnelheid:
De hoeveelheid stof (in mol) die in een bepaalde tijd (seconde)
verdwijnt of ontstaat in een bepaald volume (L).

Slide 8 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Reactiesnelheid wordt groter door:
  • Temperatuur verhogen
  • Contactoppervlak vergroten
  • Concentratie verhogen
  • Katalysator toevoegen

Uitleg in paragraaf 2

Slide 9 - Tekstslide

0,1 gram magnesiumlint reageer sneller/langzamer (1) dan 0,1 gram magnesiumpoeder met zoutzuur omdat (2): (45 s)
A
sneller (1) het lint groter is (2)
B
sneller (1) de concentratie groter is (2)
C
langzamer (1) het contactopp. kleiner is (2)
D
langzamer (1) concentratie van het poeder kleiner is (2)

Slide 10 - Quizvraag

Een katalysator versnelt de reactie omdat deze:

(20 s)
A
zorgt voor meer effectieve botsingen
B
het contactoppervlak vergroot waardoor er meer effectieve botsingen zijn.
C
de activerinsenergie verlaagt
D
de deeltjes sneller laat bewegen

Slide 11 - Quizvraag

Reactiesnelheid
Katalysator/Enzym:
Een katalysator doet wel mee aan de reactie, maar raakt niet op.
Het wordt wel gebruikt, maar niet verbruikt. Een katalysator verlaagt 
de activeringsenergie.

Energieniveaus begin- en eind-
stoffen blijven gelijk.
E blijft dus ook gelijk.

Slide 12 - Tekstslide

Evenwichtsreacties
Soms kunnen stoffen heen, maar ook terug reageren.

Als heen- en teruggaande reactie even snel zijn, spreek je van evenwichtstoestand.

Omdat de hoeveelheden stof gelijk blijven (er ontstaat net zoveel als wordt omgezet), blijft de concentratie ook gelijk.

Slide 13 - Tekstslide

Een chemisch evenwicht is altijd een dynamisch evenwicht omdat:

(30 s)
A
de reacties niet stoppen maar heen- en terug blijven gaan
B
er meerdere stoffen bij de reactie betrokken zijn
C
na verloop van tijd de beginstof(fen) zijn verdwenen
D
na verloop van tijd de concentraties gelijk blijven

Slide 14 - Quizvraag

Evenwichtsreacties
Chemische evenwichten zijn dynamisch: in de evenwichtstoestand is de reactiesnelheid van reacties heen en terug gelijk.
Soorten chemische evenwichten
Homogeen evenwicht: Alle stoffen betrokken bij het evenwicht bevinden zich in dezelfde fase.
Heterogeen evenwicht:
De stoffen zitten in verschillende fasen.
Verdelingsevenwicht:
Een stof verdeelt zich over verschillende fasen (dus ook heterogeen).



Slide 15 - Tekstslide

Je hebt een demo-proef gezien met stiktofdioxide
en distikstoftetra-oxide.
In deze proef werd het mengsel bruiner of juist
lichter van kleur bij een andere temperatuur. (45 s)
A
het gaat hier om een homogeen evenwicht; beide stoffen in zelfde fase
B
het gaat hier om een heterogeen evenwicht; beide stoffen in zelfde fase
C
het gaat hier om verdelingsevenwicht; er zijn 2 verschillende gassen
D
hier is geen evenwicht; de stoffen blijven reageren

Slide 16 - Quizvraag

(45 s)
Koolzuur in frisdrank kan worden omgezet in water en koolstofdioxide en terug.
Als de dop van de fles is geweest verschuift het evenwicht naar:
A
links want koolstofdioxide ontsnapt
B
links want er ontstaat meer water
C
rechts want koolstofdioxide ontsnapt
D
rechts want water ontsnapt

Slide 17 - Quizvraag

Evenwichtsreacties, BOE tabel
Bij rekenen aan evenwichten kun je een BOE tabel gebruiken.
  1. Teken de tabel, horizontaal de stoffen, verticaal BOE
  2. Vul de bekende de beginhoeveelheden (mol) of concentraties (mol/L).
  3. Vul andere bekende waarden in (omzetting of eindwaarde)
  4. Bereken de omgezette hoeveelheid stof m.b.v. 
     coëfficiënten in de reactievergelijking.

Slide 18 - Tekstslide

Evenwichtsreacties, BOE tabel
We bekijken de reactie tussen stikstof en waterstof waarbij ammoniak ontstaat:    N2 (g) +  3 H2 (g)        2 NH3 (g)     
 
3,0 mol stikstof en 5,0 mol waterstof worden samengevoegd. 
Na enige tijd ontstaat een evenwicht waarbij 1,5 mol ammoniak is gevormd.

Bereken de eindhoeveelheden in mol.

Slide 19 - Tekstslide

Evenwichtsreacties, BOE tabel
We bekijken de reactie tussen stikstof en waterstof waarbij ammoniak ontstaat:    N2 (g) +  3 H2 (g)        2 NH3 (g)     
 
3,0 mol stikstof en 
5,0 mol waterstof

1,5 mol ammoniak is gevormd



Slide 20 - Tekstslide


Hoeveel mol ammoniak wordt omgezet? (30 s)
A
0,0 mol
B
- 1,5 mol
C
+ 1,5 mol
D
+3,0 mol

Slide 21 - Quizvraag


Hoeveel mol stikstof wordt omgezet? (30 s)
A
+ 1,5 mol
B
- 1,5 mol
C
+ 0,75 mol
D
- 0,75 mol

Slide 22 - Quizvraag


Hoeveel mol waterstof wordt omgezet? (30 s)
A
- 2,25 mol
B
+ 2,25 mol
C
- 3,0 mol
D
+ 3,0 mol

Slide 23 - Quizvraag


Hoeveel mol stikstof en waterstof ontstaan? (45 s)
A
stikstof: 3,75 mol waterstof: 7,25 mol
B
stikstof: 3,75 mol waterstof: 2,75 mol
C
stikstof: 2,25 mol waterstof: 7,25 mol
D
stikstof: 2,25 mol waterstof: 2,75 mol

Slide 24 - Quizvraag

Evenwichtsreacties, BOE tabel
N2 (g) +  3 H2 (g)        2 NH3 (g)     

3,0 mol stikstof en 5,0 mol waterstof 
worden samengevoegd. 
Na enige tijd ontstaat een evenwicht 
waarbij 1,5 mol ammoniak is gevormd.

Bereken de eindhoeveelheden in mol.

Slide 25 - Tekstslide

Succes in TW 4 en in 5 HAVO !! 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide