DE STAD IS STIL.
DE STRATEN
HEBBEN ZICH VERBREED.
KANGOEROES KIJKEN DOOR DE VENSTERGATEN.
EEN VROUW PASSEERT.
DE ECHO RAAPT GEHAAST
HAAR STAPPEN OP.
DE STAD IS STIL.
EEN KAT ROLT STIJF VAN HET KOZIJN.
HET LICHT IS ALS EEN BLOK VERPLAATST.
GERUISLOOS VALLEN DRIE VIER BOMMEN OP HET PLEIN
EN DRIE VIER HUIZEN HIJSEN TRAAG
HUN RODE VLAG
Vragen bij het gedicht 'Bommen' van Paul Rodenko
1. Wat gebeurt er in het gedicht?
2. Lees je het gedicht letterlijk of figuurlijk? Wat zou de dichter hebben bedoeld? Probeer het in beide gevallen te verklaren.
3. Waarom is het stil in de stad?
4. Hoe hebben de straten zich verbreed?
5. Hoe komen er kangoeroes op straat?