Je kunt wederkerende voornaamwoorden correct in de 3e of 4e naamval gebruiken.
Je kunt een Duitse reportage over vertrouwde alle onderwerpen begrijpen en gerichte vragen beantwoorden.
Je kunt hoofdthema en belangrijkste argumenten begrijpen in eenvoudige teksten in tijdschriften, kranten of op internet.
Slide 2 - Tekstslide
Grammatik - Lektion 2
Wat zijn wederkerende werkwoorden?
Een wederkerend werkwoord komt voor in combinatie met een wederkerend voornaamwoord: bijv. sich schämen, sich waschen, sich ändern. Het wederkerend voornaamwoord slaat terug op het onderwerp van de zin. Bijvoorbeeld: Wir schämen uns.
Andere werkwoorden zijn toevallig wederkerend: Ze kunnen zowel zonder als met wederkerend voornaamwoord voorkomen.
Bijvoorbeeld:
Zich wassen – Ik was me. – Ich wasche mich.
Ik was mijn hond. – Ich wasche meinen Hund.
Zich scheren – Hij scheert zich. – Er rasiert sich.
Hij scheert zijn baard. – Er rasiert seinen Bart.
Slide 3 - Tekstslide
Bij deze toevallig wederkerende werkwoorden kan het wederkerend voornaamwoord in de 3e of 4e naamval staan. Het verschil tussen de 3e en de 4e naamval is alleen zichtbaar bij mir / mich en dir / dich. Bijvoorbeeld:
Sehen und Hören: (1) Ga naar www.woots.nl (2) Klik op Selecteer je school en log in (3) Klik op H4 - Vorbereitung Sehen- und Hören 20/21. (4) lees de vragen en start de Kijk- en luistertoets 2015. (Zeit: 20 Minuten)