1.8 1KGT Spelling les 4

  • Etui, werkboek op tafel
  • Pak je leesboek en ga rustig lezen.
timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Etui, werkboek op tafel
  • Pak je leesboek en ga rustig lezen.
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Toetsen Nederlands periode 1
  •         Leesvaardigheid en woordenschat
  •         Orientatie op fictie
  •         Taalvaardigheid (grammatica en spelling)

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je weten voor de toets Taalvaardigheid?
  • wanneer: dinsdag 3 december

  • Grammatica
    - je weet in een zin de persoonsvorm (pv), onderwerp (O) en werkwoordelijk 
      gezegde (wg)  te vinden.
  • Spelling
    - Je weet hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) correct schrijft.
    - Je weet hoofdletters en leestekens (? ! . , ) correct te gebruiken in zinnen.

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhalen 'de stam' van het werkwoord
  • PV in de tegenwoordige tijd

Slide 4 - Tekstslide

1.8 Spelling - de stam
  • Wat is de stam van een werkwoord?

  • Het hele werkwoord -en
     spelen => stam: spel           denken=> stam : denk

Slide 5 - Tekstslide

1.8 Spelling - De stam en de ik-vorm (blz. 82)
De stam en ik-vorm van het werkwoord

De stam is het hele werkwoord zonder -en.
De stam van het werkwoord heb je nodig om de ik-vorm te maken.
Bijvoorbeeld:






  • LET OP: de stam is niet altijd hetzelfde als de ik-vorm
hele werkwoord (hw)
stam (hw -en)
ik-vorm
brengen
breng
ik breng
helpen
help
ik help
roepen
roep
ik roep
zoeken
zoek
ik zoek

Slide 6 - Tekstslide

1.8 Spelling - De stam en de ik-vorm (blz. 82)
Leertekst: De stam en ik-vorm van het werkwoord
De stam is het hele werkwoord zonder -en.
 
Maar let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters
Bijvoorbeeld:
hele werkwoord (hw)
stam (hw -en)
ik-vorm
letter erbij
roken
rok
ik rook
letter eraf
stoppen
stopp
ik stop
v wordt f
graven
grav
ik graaf
z wordt s
wijzen
wijz
ik wijs

Slide 7 - Tekstslide

1.8 Spelling pv in de tegenwoordige tijd (blz. 82)
Zo schrijf je de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd:

ik-vorm
hij-vorm
wij-vorm
ik-vorm
ik-vorm +t
hele werkwoord
hele werkwoord (hw)
ik *
jij hij zij het
wij jullie zij
brengen
ik breng
brengt
brengen
helpen
ik help
helpt
helpen
roepen
ik roep
roept
roepen
zoeken
ik zoek
zoekt
zoeken
* = staat je/jij achter de persoonsvorm, dan schrijf je de ik-vorm

Slide 8 - Tekstslide

1.8 SpellingOnregelmatige werkwoorden (blz. 83)
Er zijn zes werkwoorden die zich niet aan deze regels houden, deze noemen we onregelmatige werkwoorden.
Dat zijn de werkwoorden: hebben, zijn, kunnen, zullen, willen en mogen.                             

hele werkwoord (hw)
ik
jij 
hij zij het
wij jullie zij
hebben
heb
hebt
heeft
hebben
zijn
ben
bent
is
zijn
kunnen
kan
kunt / kan
kan
kunnen
zullen
zal
zal / zult
zal
zullen
willen
wil
wil / wilt
wil
willen
mogen
mag
mag
mag
mogen

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
  • Maak opdracht 10, 11, 12 (blz. 83-84)
  • Lees de opdrachten goed.
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

1.7 grammatica - werkwoordelijk gezegde
Heeft een werkwoordelijk gezegde (wg) meerdere werkwoorden, dan is één werkwoord de pv en de andere werkwoorden zijn vaak een heel werkwoord( infinitief) of een voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld:
  •         wg                              wg 
    Julia wil haar huiswerk maken
       O    pv
  •                                 wg                                         wg
    Mijn broer Pieter heeft een nieuwe boot gebouwd. 
                       O             pv                          
  

Slide 11 - Tekstslide

Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder
Zet wg boven de werkwoorden:

  • Oom Karel heeft een nieuwe fiets gekocht.

  •                       wg                                        wg
    Oom Karel heeft een nieuwe fiets gekocht. 
            O             pv 

Slide 12 - Tekstslide

Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder
Zet wg boven de werkwoorden:

  • Was jij al naar de markt geweest?

  •  wg                                        wg
    Was jij al naar de markt geweest? 
      pv   O

Slide 13 - Tekstslide

Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder
Zet wg boven de werkwoorden:

  • De gezonde Hollandse jongen sport 4 keer in de week.
     
  •                                                              wg
     De gezonde Hollandse jongen sport 4 keer in de week.
                                   O                            pv
                                              

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen met pv, O, wg
  • Je krijgt een werkblad.
  • Lees de opdrachten goed.
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

1.8 Spelling - herhalen
  • Is de stam hetzelfde als de ik-vom van een werkwoord?

  • Niet altijd.
  • - soms moet er een letter weg of bij  rennen=> stam: renn  => ik-vorm: ik ren
                                                                           lopen   => stam: lop     => ik-vorm: ik loop

  • - soms moet een letter veranderen   wijzen      => stam: wijz      => ik-vorm: ik wijs
                                                                          schrijven  => stam: schrijv => ik-vorm: ik schrijf

Slide 16 - Tekstslide