Grammatica - je weet in een zin de persoonsvorm (pv), onderwerp (O) en werkwoordelijk gezegde (wg) te vinden.
Spelling - Je weet hoe je werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) correct schrijft. - Je weet hoofdletters en leestekens (? ! . , ) correct te gebruiken in zinnen.
Slide 3 - Tekstslide
Vandaag
Herhalen 'de stam' van het werkwoord
PV in de tegenwoordige tijd
Slide 4 - Tekstslide
1.8 Spelling - de stam
Wat is de stam van een werkwoord?
Het hele werkwoord -en spelen => stam: spel denken=> stam : denk
Slide 5 - Tekstslide
1.8 Spelling - De stam en de ik-vorm (blz. 82)
De stam en ik-vorm van het werkwoord
De stam is het hele werkwoord zonder -en. De stam van het werkwoord heb je nodig om de ik-vorm te maken.
Bijvoorbeeld:
LET OP: de stam is niet altijd hetzelfde als de ik-vorm
hele werkwoord (hw)
stam (hw -en)
ik-vorm
brengen
breng
ik breng
helpen
help
ik help
roepen
roep
ik roep
zoeken
zoek
ik zoek
Slide 6 - Tekstslide
1.8 Spelling - De stam en de ik-vorm (blz. 82)
Leertekst: De stam en ik-vorm van het werkwoord
De stam is het hele werkwoord zonder -en.
Maar let op: bij de ik-vorm van sommige werkwoorden veranderen er letters
Bijvoorbeeld:
hele werkwoord (hw)
stam (hw -en)
ik-vorm
letter erbij
roken
rok
ik rook
letter eraf
stoppen
stopp
ik stop
v wordt f
graven
grav
ik graaf
z wordt s
wijzen
wijz
ik wijs
Slide 7 - Tekstslide
1.8 Spelling pv in de tegenwoordige tijd (blz. 82)
Zo schrijf je de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd:
ik-vorm
hij-vorm
wij-vorm
ik-vorm
ik-vorm +t
hele werkwoord
hele werkwoord (hw)
ik *
jij hij zij het
wij jullie zij
brengen
ik breng
brengt
brengen
helpen
ik help
helpt
helpen
roepen
ik roep
roept
roepen
zoeken
ik zoek
zoekt
zoeken
* = staat je/jij achter de persoonsvorm, dan schrijf je de ik-vorm
Slide 8 - Tekstslide
1.8 SpellingOnregelmatige werkwoorden (blz. 83)
Er zijn zes werkwoorden die zich niet aan deze regels houden, deze noemen we onregelmatige werkwoorden. Dat zijn de werkwoorden: hebben, zijn, kunnen, zullen, willen en mogen.
hele werkwoord (hw)
ik
jij
hij zij het
wij jullie zij
hebben
heb
hebt
heeft
hebben
zijn
ben
bent
is
zijn
kunnen
kan
kunt / kan
kan
kunnen
zullen
zal
zal / zult
zal
zullen
willen
wil
wil / wilt
wil
willen
mogen
mag
mag
mag
mogen
Slide 9 - Tekstslide
Aan de slag
Maak opdracht 10, 11, 12 (blz. 83-84)
Lees de opdrachten goed.
timer
1:00
Slide 10 - Tekstslide
1.7 grammatica - werkwoordelijk gezegde
Heeft een werkwoordelijk gezegde (wg) meerdere werkwoorden, dan is één werkwoord de pv en de andere werkwoorden zijn vaak een heel werkwoord( infinitief) of een voltooid deelwoord. Bijvoorbeeld:
wg wg Juliawil haar huiswerk maken. O pv
wg wg Mijn broer Pieterheeft een nieuwe boot gebouwd. O pv
Slide 11 - Tekstslide
Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder Zet wg boven de werkwoorden:
Oom Karel heeft een nieuwe fiets gekocht.
wg wg Oom Karelheeft een nieuwe fiets gekocht. O pv
Slide 12 - Tekstslide
Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder Zet wg boven de werkwoorden:
Was jij al naar de markt geweest?
wg wg Wasjij al naar de markt geweest? pv O
Slide 13 - Tekstslide
Even herhalen grammatica
Onderstreep de pv en het O in de zin, en zet er pv en O onder
Zet wg boven de werkwoorden:
De gezonde Hollandse jongen sport 4 keer in de week.
wg De gezonde Hollandse jongensport 4 keer in de week. O pv
Slide 14 - Tekstslide
Oefenen met pv, O, wg
Je krijgt een werkblad.
Lees de opdrachten goed.
timer
1:00
Slide 15 - Tekstslide
1.8 Spelling - herhalen
Is de stam hetzelfde als de ik-vom van een werkwoord?
Niet altijd.
- soms moet er een letter weg of bij rennen=> stam: renn => ik-vorm: ik ren lopen => stam: lop => ik-vorm: ik loop
- soms moet een letter veranderen wijzen => stam: wijz => ik-vorm: ik wijs schrijven => stam: schrijv => ik-vorm: ik schrijf