Diversiteit en Ecosystemen (AI bij Nectar H6)

Biodiversiteit en Ecosysteem
Bij NECTAR H6 (4V)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

Biodiversiteit en Ecosysteem
Bij NECTAR H6 (4V)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze 2 lessen kun je de criteria van soortenindeling noemen, methoden toepassen om populatiegrootte te bepalen, biotische en abiotische factoren van de habitat van een soort herkennen, relaties in een voedselketen begrijpen, en de oorzaken en gevolgen van geringe genetische variatie in een populatie beschrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer de leerdoelen en vraag de studenten wat ze al weten over de onderwerpen.
Wat weet jij al over biodiversiteit en ecosystemen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Par. 6.1 - Soortenindeling
Indeling in soorten berust op criteria zoals uiterlijke kenmerken en erfelijkheidskenmerken. Een wetenschappelijke soortnaam bestaat uit de geslachtsnaam en de soortaanduiding.

Slide 4 - Tekstslide

Laat een tabel zien met voorbeelden van wetenschappelijke soortnamen. Vraag de studenten naar voorbeelden van soorten en hoe ze deze indelen.
Par. 6.1 - Soortenindeling
Indeling in soorten berust op criteria zoals uiterlijke kenmerken en erfelijkheidskenmerken. Een wetenschappelijke soortnaam bestaat uit de geslachtsnaam en de soortaanduiding.

Slide 5 - Tekstslide

Laat een tabel zien met voorbeelden van wetenschappelijke soortnamen. Vraag de studenten naar voorbeelden van soorten en hoe ze deze indelen.
Par. 6.1 - Verwantschap
De indeling van soorten op basis van verwantschap wordt gemaakt met behulp van stamboomdiagrammen en DNA-sequenties. 
Vaak spelen overeenkomstige kenmerken een rol (voorbeeld: het celmembraan). DNA sequencing heeft nieuw licht geworpen op verwantschap en indeling.

Slide 6 - Tekstslide

Laat een stamboomdiagram zien en leg uit hoe deze werkt. Vraag de studenten hoe ze denken dat de indeling van soorten op basis van verwantschap wordt gemaakt.
Par. 6.1 - Verwantschap

Slide 7 - Tekstslide

Laat een stamboomdiagram zien en leg uit hoe deze werkt. Vraag de studenten hoe ze denken dat de indeling van soorten op basis van verwantschap wordt gemaakt.
Par. 6.2 - Populatiegrootte
Populatiegrootte kan worden bepaald door middel van een steekproef, schatting of telling. Beperkende factoren zoals voedsel- en waterbeschikbaarheid, predatie en ziekten hebben invloed op de populatiegrootte.

Slide 8 - Tekstslide

Laat een tabel zien met voorbeelden van beperkende factoren. Vraag de studenten hoe ze denken dat beperkende factoren de populatiegrootte beïnvloeden.
Par. 6.2 - Populatiegrootte

Slide 9 - Tekstslide

Laat een tabel zien met voorbeelden van beperkende factoren. Vraag de studenten hoe ze denken dat beperkende factoren de populatiegrootte beïnvloeden.
Par. 6.2 - Populatiegrootte
Geboorte / Immigratie en Sterfte / Emigratie 
S- en J-vormige groeicurve

Slide 10 - Tekstslide

Laat een tabel zien met voorbeelden van beperkende factoren. Vraag de studenten hoe ze denken dat beperkende factoren de populatiegrootte beïnvloeden.
Par. 6.2 - Natuurbeheer
Natuurbeheerders kunnen populatiegroottes beïnvloeden door bijvoorbeeld predatoren te verwijderen of bij te voeren.
Ook kan men door natuurbeheer een successiestadium handhaven en versnipperde natuurgebieden ontsnipperen.

Slide 11 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van natuurbeheer en leg uit hoe natuurbeheerders populatiegroottes beïnvloeden. Vraag de studenten naar voorbeelden van natuurbeheer.
Par. 6.3 - Habitat
Biotische factoren zijn levende organismen die invloed hebben op de habitat van een soort. Abiotische factoren zijn niet-levende factoren zoals temperatuur en vochtigheid. Tolerantiecurven geven de verdraagzaamheid van organismen aan.

Slide 12 - Tekstslide

Laat een tabel zien van biotische en abiotische factoren. Vraag de studenten hoe ze denken dat deze factoren de habitat van een soort beïnvloeden.
Par. 6.3 - Habitat

Slide 13 - Tekstslide

Laat een tabel zien van biotische en abiotische factoren. Vraag de studenten hoe ze denken dat deze factoren de habitat van een soort beïnvloeden.
Par. 6.3 - Niche en adaptaties
Een niche is de rol van een soort binnen een ecosysteem. Adaptaties zijn eigenschappen van een soort die ontstaan door natuurlijke selectie en die helpen bij overleving.

Slide 14 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van verschillende soorten en vraag de studenten naar hun niche. Bespreek voorbeelden van adaptaties en hoe deze helpen bij overleving.
Par. 6.4 - Voedselketen en -web
Een voedselketen laat zien hoe energie en voedingsstoffen worden doorgegeven van de ene naar de andere soort. Een voedselweb laat zien hoe verschillende voedselketens met elkaar verbonden zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een voedselketen en -web. Vraag de studenten naar voorbeelden hiervan in het wild.
Par. 6.4 - Voedselketen en -web

Slide 16 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een voedselketen en -web. Vraag de studenten naar voorbeelden hiervan in het wild.
Par. 6.4 - Relaties en ziekten
Er zijn verschillende typen relaties tussen organismen, zoals predatie, commensalisme en mutualisme. Ziekten en persistente gifstoffen kunnen een ecosysteem beïnvloeden door populaties te verminderen of hele soorten uit te roeien.

Slide 17 - Tekstslide

Laat een tabel zien van verschillende typen relaties en vraag de studenten naar voorbeelden. Bespreek voorbeelden van ziekten en gifstoffen en hoe deze een ecosysteem beïnvloeden.

Slide 18 - Tekstslide

Laat een tabel zien van verschillende typen relaties en vraag de studenten naar voorbeelden. Bespreek voorbeelden van ziekten en gifstoffen en hoe deze een ecosysteem beïnvloeden.

Slide 19 - Tekstslide

Laat een tabel zien van verschillende typen relaties en vraag de studenten naar voorbeelden. Bespreek voorbeelden van ziekten en gifstoffen en hoe deze een ecosysteem beïnvloeden.
Par. 6.5 - Genetische variatie
Geringe genetische variatie in een populatie kan leiden tot inteelt en een verhoogd risico op ziekten en aangeboren afwijkingen.

Slide 20 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van genetische variatie in een populatie. Vraag de studenten naar de gevaren van geringe genetische variatie.
Par. 6.5 - Genetische variatie
Geringe genetische variatie in een populatie kan leiden tot inteelt en een verhoogd risico op ziekten en aangeboren afwijkingen.

Slide 21 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van genetische variatie in een populatie. Vraag de studenten naar de gevaren van geringe genetische variatie.
Par. 6.5 - Ecosysteemgrootte
De grootte van een ecosysteem heeft invloed op de soortenrijkdom en de mate van isolatie. Kleine ecosystemen hebben vaak minder soorten en zijn gevoeliger voor verstoringen.

Slide 22 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van verschillende ecosystemen en vraag de studenten naar voorbeelden van kleine en grote ecosystemen. Bespreek de voordelen van grote ecosystemen ten opzichte van kleine ecosystemen.
Par. 6.5 - Ecosysteemgrootte
De grootte van een ecosysteem heeft invloed op de soortenrijkdom en de mate van isolatie. Kleine ecosystemen hebben vaak minder soorten en zijn gevoeliger voor verstoringen.

Slide 23 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van verschillende ecosystemen en vraag de studenten naar voorbeelden van kleine en grote ecosystemen. Bespreek de voordelen van grote ecosystemen ten opzichte van kleine ecosystemen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 26 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.