Markt en overheid hoofdstuk 3

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 2 - Quizvraag


A
concrete markt
B
abstracte markt

Slide 3 - Quizvraag


A
concrete markt
B
abstracte markt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is
snijpunt E?
A
marktevenwicht
B
maximale winst
C
break-evenpunt

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de prijs
bij maximale winst.
A
65
B
35
C
30
D
50

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de prijs
bij maximale omzet.
A
65
B
35
C
30
D
50

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de totale
kosten bij
maximale winst?
A
2500
B
1050
C
2100
D
400

Slide 8 - Quizvraag

Oligopolie 
- Paar aanbieders: De aanbieders hebben een relatief groot marktaandeel. 
(bij 2 aanbieders heet het een duopolie)
- Homogeen of heterogeen product
- Enigszins transparant
- Moeilijke toe- en uittreding door:
     Octrooien / patenten
      Hoge aanvangsinvesteringen  
      Verzonken kosten = geïnvesteerde kosten die je niet terug kan verdienen. 
                                                        VOORBEELD: telefoonnetwerken of spoornetwerk
 Schaalvoordelen zijn een vaak voorkomende reden voor het ontstaan van een oligopolie, maar zijn tevens een belemmering voor nieuwkomers.



Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide


A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

wat is GEEN kenmerk van de monopolistische concurrentie?
A
Veel aanbieders
B
Zowel homogeen als heterogeen goed
C
vrije toetreding
D
niet transparant

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Speltheorie

We gebruiken in de economie vaak economiespellen om een echte situatie in theorie na te bootsen.

Dit heet speltheorie.

Speltheorie: wiskundige manier om keuzeproblemen op te lossen. Gaat over gedrag van mensen. 

Naam komt van bestuderen van keuzes bij spellen.


Slide 16 - Tekstslide

Speltheorie
Gevangenendilemma?

Slide 17 - Tekstslide

Maak opdracht 
3.2, 3.4, 3.5, 3.7 ,3.10, 3.13 t/m 3.15

3.13 is belangrijke opgave!!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Spelers kiezen gelijktijdig
Eén speler kiest eerst
opbrengstenmatrix (simultaan spel)
spelboom (sequentieel spel)
Wat moet je kennen?
1.  Welke keuze maakt AHA als M-T kiest
voor "geen reclame" ?

2. Wat is de dominante strategie van 
beide spelers in de opbrengstenmatrix?

3. Is er bij de opbrengstenmatrix sprake 
van een gevangendilemma?

Slide 20 - Tekstslide

Spelers kiezen gelijktijdig
Eén speler kiest eerst
opbrengstenmatrix
spelboom
Wat moet je kennen?
1.  Welke keuze maakt AHA als M-T kiest voor "geen reclame" ? 
AHA kiest "wel reclame" ivm de hoogste winst.
2. Wat is de dominante strategie van beide spelers in de opbrengstenmatrix? 
De dominante strategie voor beide spelers is (geen prijsdaling; geen prijsdaling)
3. Is er bij de opbrengstenmatrix sprake van een gevangendilemma? 
Nee, want er is sprake van de beste gezamenlijke uitkomst (2.600 / 2.400 / 2.500 / 2.500). Onderling overleg zou dezelfde uitkomst geven.

Slide 21 - Tekstslide

Maken opdrachten
3.16, 3.18, 3.19, 3.20 en 3.23


Slide 22 - Tekstslide