Borp Markt en overheid hoofdstuk 3 tm3.20

Vorige week: H2 monopolist
maximale winst als marginale winst = 0 
dus als MW = 0 dus als MO = MK

maximale omzet als marginale omzet = 0 
dus als MO= 0
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vorige week: H2 monopolist
maximale winst als marginale winst = 0 
dus als MW = 0 dus als MO = MK

maximale omzet als marginale omzet = 0 
dus als MO= 0

Slide 1 - Tekstslide


A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 2 - Quizvraag


A
concrete markt
B
abstracte markt

Slide 3 - Quizvraag


A
concrete markt
B
abstracte markt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is
snijpunt E?
A
marktevenwicht
B
maximale winst
C
break-evenpunt

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de prijs
bij maximale winst?
A
65
B
35
C
30
D
50

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de prijs
bij maximale omzet?
A
65
B
35
C
30
D
50

Slide 7 - Quizvraag

Hoe hoog is de
maximale omzet?
A
50
B
1500
C
30
D
2500

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de prijs
bij maximale winst?
A
65
B
35
C
30
D
50

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de totale
kosten bij
maximale winst?
A
2500
B
1050
C
2100
D
400

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de totale
constante kosten bij
q = 20?
A
2500
B
1600
C
1000
D
2200

Slide 11 - Quizvraag

Hoe hoog is de winst
bij q = 20?
A
2500
B
0
C
1000
D
2200

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Oligopolie 
- Paar aanbieders: De aanbieders hebben een relatief groot marktaandeel. 
(bij 2 aanbieders heet het een duopolie)
- Homogeen of heterogeen product
- Enigszins transparant
- Moeilijke toe- en uittreding door:
     Octrooien / patenten
      Hoge aanvangsinvesteringen  
      Verzonken kosten = geïnvesteerde kosten die je niet terug kan verdienen. 
                                                        VOORBEELD: telefoonnetwerken of spoornetwerk
 Schaalvoordelen zijn een vaak voorkomende reden voor het ontstaan van een oligopolie, maar zijn tevens een belemmering voor nieuwkomers.



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide


A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 23 - Quizvraag

wat is GEEN kenmerk van de monopolistische concurrentie?
A
Veel aanbieders
B
Zowel homogeen als heterogeen goed
C
vrije toetreding
D
niet transparant

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Speltheorie

We gebruiken in de economie vaak economiespellen om een echte situatie in theorie na te bootsen.

Dit heet speltheorie.

Speltheorie: wiskundige manier om keuzeproblemen op te lossen. Gaat over gedrag van mensen. 

Naam komt van bestuderen van keuzes bij spellen.


Slide 26 - Tekstslide

Speltheorie (prijspolitiek van een kartel)
Gevangenendilemma?

Slide 27 - Tekstslide

Maak opdracht 
3.6 tm 3.20

3.13 is belangrijke opgave!!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Spelers kiezen gelijktijdig
Eén speler kiest eerst
opbrengstenmatrix (simultaan spel)
spelboom (sequentieel spel)
Wat moet je kennen?
1.  Welke keuze maakt AHA als M-T kiest
voor "geen reclame" ?

2. Wat is de dominante strategie van 
beide spelers in de opbrengstenmatrix?

3. Is er bij de opbrengstenmatrix sprake 
van een gevangendilemma?

Slide 30 - Tekstslide

Spelers kiezen gelijktijdig
Eén speler kiest eerst
opbrengstenmatrix
spelboom
Wat moet je kennen?
1.  Welke keuze maakt AHA als M-T kiest voor "geen reclame" ? 
AHA kiest "wel reclame" ivm de hoogste winst.
2. Wat is de dominante strategie van beide spelers in de opbrengstenmatrix? 
De dominante strategie voor beide spelers is (geen prijsdaling; geen prijsdaling)
3. Is er bij de opbrengstenmatrix sprake van een gevangendilemma? 
Nee, want er is sprake van de beste gezamenlijke uitkomst (2.600 / 2.400 / 2.500 / 2.500). Onderling overleg zou dezelfde uitkomst geven.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Maken opdrachten
tm 3.20


Slide 33 - Tekstslide