Bij zinsontleding hak je een zin in stukjes en benoem je de zin per stukje. Bij zinsdeelbenoeming begin je altijd met het benoemen van de persoonsvorm. De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Zinsontleding
Bij zinsontleding hak je een zin in stukjes en benoem je de zin per stukje. Bij zinsdeelbenoeming begin je altijd met het benoemen van de persoonsvorm. De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Slide 1 - Tekstslide
Doel
Wij kunnen de pv, ow en wg vinden in een zin.
Slide 2 - Tekstslide
De persoonsvorm is altijd een werkwoord
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
De persoonsvorm kun je vinden door:
Slide 4 - Open vraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Ik loop naar de stad
A
ik
B
loop
C
naar
D
de stad
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Hij is twaalf jaar oud.
A
hij
B
jaar
C
is
D
oud
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Wat heeft de docent verteld?
A
Wat
B
heeft
C
de docent
D
verteld
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een gezegde?
Slide 8 - Open vraag
Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin.
De persoonsvorm hoort hier dus ook bij.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het gezegde in de volgende zin: Ik ben naar school gelopen.
A
Ik
B
ben gelopen
C
naar school
D
gelopen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het gezegde in deze zin: Groep 8 heeft de eindtoets gemaakt.
A
Groep 8
B
heeft
C
de eindtoets
D
heeft gemaakt
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het gezegde in de volgende zin: Isabel koopt snoep in de winkel.
A
Isabel
B
koopt
C
snoep
D
in de winkel
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het gezegde in de volgende zin: Ik zal je morgen het hele verhaal eens gaan vertellen.
A
zal vertellen
B
gaan vertellen
C
zal gaan
D
zal gaan vertellen
Slide 13 - Quizvraag
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
Slide 14 - Open vraag
Het onderwerp
Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
Wie of wat + gezegde.
Let op: je zoekt dus eerst het gezegde!
Slide 15 - Tekstslide
Wat is het onderwerp in de volgende zin: Groep 8 heeft de eindtoets gemaakt.
A
Groep 8
B
heeft
C
de eindtoets
D
gemaakt
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in de volgende zin: Groep 8 leert het onderwerp vinden.
A
Groep 8
B
leert
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het onderwerp in de volgende zin: Voetballen is voor sommigen een leuke sport.