Havo 3 samengesteld + delend lidwoord

Samengesteld + delend lidwoord
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samengesteld + delend lidwoord

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
Deze les gaat allemaal over lidwoorden en over wat je voor zelfstandige naamwoorden kan zetten. De uitleg zal op deze volgorde gaan:
1. Bepaald lidwoord (le, la, l', les)
2. Samengesteld lidwoord met à
3. Samengesteld lidwoord met de
4. Delend lidwoord
5. Aanwijzend voornaamwoord
6. Landen

Slide 2 - Tekstslide

Bepaald lidwoord
De / Het:
Le -> mannelijk enkelvoud  (Le garçon)
La -> vrouwelijk enkelvoud (La fille)
L' -> enkelvoud voor klinker of stomme h (l'hôpital)
Les -> meervoud (Les garçons, les filles, les hôpitaux)

Slide 3 - Tekstslide

Samengesteld lidwoord met à
à betekent in / naar / aan / op
In combinatie met le, la, l', les kan dit veranderen. 
À + le -> au (Nous allons au cinéma )
À + la verandert niet (Tu es à la cantine)
À + l' verandert ook niet (Je vais à l'école)
À + les -> aux (Le prof donne des devoirs aux élèves)

Slide 4 - Tekstslide

Samengesteld lidwoord met à
au cinéma = à le cinéma. (naar de bioscoop)
aux élèves = à les élèves (aan de leerlingen)

Slide 5 - Tekstslide

Vertaal wat tussenhaakjes staat en gebruik daarbij à + lidwoord
- Je vais (naar de) magasin
(le magasin = de winkel)

Slide 6 - Open vraag

Je vais à le magasin -> Je vais au magasin

Slide 7 - Tekstslide

Vertaal wat tussenhaakjes staat en gebruik daarbij à + lidwoord
- Vous écoutez (naar de) chansons d'Angèle

Slide 8 - Open vraag

Vous écoutez à les chanson d'AN -> Vous écoutez aux chansons

Slide 9 - Tekstslide

Samengesteld lidwoord met de
De betekent in het Frans van/over
In combinatie met le, la, l', les kan dit ook veranderen.
De + le -> Du  (Nous parlons du garçon)
De + la blijft hetzelfde (Nous parlons de la fille)
De + l' blijft ook hetzelfde (C'est la note de l'élève)
De + les -> Des (Ces sont les notes des élèves)

Slide 10 - Tekstslide

Du garçon = de le garçon (over de jongen)
Des élèves = De les élèves (van de leerlingen)

Slide 11 - Tekstslide

Vertaal wat tussenhaakjes staat en gebruik de.
- On a entendu l'histoire (van de) prof
(le prof)

Slide 12 - Open vraag

On a entendu l'histoire de le prof ->
On a entendu l'histoire du prof
(we hebben het verhaal van de leraar gehoord)

Slide 13 - Tekstslide

Vertaal wat tussenhaakjes staat en gebruik de.
il est le père (van de) enfants
(les enfants)

Slide 14 - Open vraag

il est le père des enfants -> il est le père de les enfants
de les wordt des
(hij is de vader van de kinderen)

Slide 15 - Tekstslide

Delend lidwoord
Het delend lidwoord wordt ook gebruikt in bepaalde vaste combinaties:
- Faire du sport / Faire du foot / Faire du basketball
- Jouer d'un instrument / Jouer du piano / Jouer de la flûte
- Avoir de la chance = geluk hebben. 
Dat is gewoon leren.



Slide 16 - Tekstslide

Delend lidwoord
Het delend lidwoord heeft de volgende vormen: du, de la, de l', des.
Ze betekenen alleen iets anders.
Wordt gebruikt in de volgende situaties:
- Onbepaalde hoeveelheden: je vais acheter de l'eau. (ik ga water kopen)
Je bois mon thé avec du sucre (ik drink mijn thee met suiker)

Eigenlijk wanneer je in het Nederlands niks voor een woord zet, zet je in het Frans het Delend lidwoord.

Slide 17 - Tekstslide

Delend lidwoord
Let op!
Soms wordt het delend lidwoord niet gebruikt.
1. Na een hoeveelheidswoord. Je gebruikt alleen De/d'
il mange beaucoup de fruits. 
(hoeveelheidswoorden: combien, beaucoup, un (petit) peu, un nombre, un litre, un mètre, un paquet, assez, une boîte, une bouteille, un verre)
2. Na een ontkenning. Je gebruikt dan de/d'
On n'a pas de garçons dans notre classe.

Slide 18 - Tekstslide

Delend lidwoord
Let op!
Na de werkwoorden aimer, détester, adorer en préférer gebruik je nooit het delend lidwoord!.
Je gebruikt dan altijd le, la, l', les. Ook na een ontkenning
J'aime le chocolat = ik hou van chocola.
Je n'aime pas le chocolat.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Zelf oefenen!

Slide 21 - Tekstslide

Vul het juiste woord in. Kies uit le, la, l', les of du, de la, de l', des of de, d'
J'aime .... bonbons

Slide 22 - Open vraag

j'aime les bonbons
Staat er aimer, détester, adorer, préférer?
Ja
-> Les (bonbons is meervoud)

Slide 23 - Tekstslide

Vul het juiste woord in. Kies uit le, la, l', les of du, de la, de l', des of de, d'
Tu prends ... coca
(le coca)

Slide 24 - Open vraag

Tu prends du coca
Staat er aimer, détester, adorer, préférer? Non
Staat er een ontkenning in de zin? Non
Staat er een woord van hoeveelheid? Non
dan wordt het du, de la, d l' of des
Coca = mannelijk enkelvoud (le)
-> du

Slide 25 - Tekstslide

Vul het juiste woord in. Kies uit le, la, l', les of du, de la, de l', des of de, d'
Non, je prends .... eau gazeuse

Slide 26 - Open vraag

Non, je prends de l'eau gazeuse
Staat er aimer, détester, adorer, préférer? Non
Staat er een ontkenning in de zin? Non
Staat er een woord van hoeveelheid? Non
dan wordt het du, de la, d l' of des
eau begint met een klinker -> de l'

Slide 27 - Tekstslide

Vul het juiste woord in. Kies uit le, la, l', les of du, de la, de l', des of de, d'
ils ne veulent pas .... sandwich

Slide 28 - Open vraag

ils ne veulent pas de sandwich
Staat er aimer, adorer, détester, préferer? Non
Staat er een ontkenning? Oui
-> De of d'
Begint niet met een klinker -> de

Slide 29 - Tekstslide

Vul het juiste woord in. Kies uit le, la, l', les of du, de la, de l', des of de, d'
Ils préfèrent .... pizza
(la pizza)

Slide 30 - Open vraag

ils préfèrent la pizza
Staat er aimer, adorer, détester, préférer? Oui, préfèrent
Dan wordt het le, la, l', les
pizza = féminin (la) singulier (enkelvoud)
-> la

Slide 31 - Tekstslide

Vul het juiste woord in. Kies uit le, la, l', les of du, de la, de l', des of de, d'
Elle boit un verre ... vin
(le vin)

Slide 32 - Open vraag

Elle boit un verre de vin
Staat er aimer, adorer, détester, préférer? Non
Staat er een ontkenning? Non
Staat er een woord van hoeveelheid? Oui! Un verre (een glas)
De of d'
Geen klinker -> de

Slide 33 - Tekstslide

Vul het juiste woord in. Kies uit le, la, l', les of du, de la, de l', des of de, d'
Vous achetez une bouteille .... lait
(le lait)

Slide 34 - Open vraag

Vous achetez une bouteille de lait
Staat er aimer, adorer, détester, préférer? Non
Staat er een ontkenning? Non
Staat er een woord van hoeveelheid? Oui! Une bouteille  (een fles)
De of d'
Geen klinker -> de

Slide 35 - Tekstslide

Ik denk dat ik de samengestelde lidwoorden (au, à la, du, de la) en het delend lidwoord (du, de la, de, d') snap en deze op de juiste manier kan invullen
Oui
Un peu
Non

Slide 36 - Poll