Je moet woordsoorten kunnen benoemen (leer ook waar de afkortingen betekenen):
blw, olw, zn, bn, zww, kww, hww, pers.vnw, bez.vnw, wed.vnw, wedig.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, onbep.vnw, vz, bw, bep.hoofdtelw, onbep.hoofdtelw, bep.rangtelw, onbep.rangtelw, ns.vgw, os.vgw.
We hebben nu alles behandeld.
Extra oefenen: slimleren/Teams/jufmelis/cambiumned