paragraaf 7 Niets voor jou

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Veel Nederlanders geven ontwikkelingshulp. Hoe?

  • Ze geven geld
  • Ze kopen goederen en diensten uit ontwikkelingslanden
  • Ze kopen producten met keurmerk van Max Havelaar
  • Ze kopen geen producten die gemaakt zijn door kleine kinderen
  • Ze beleggen geld in fondsen die geld uitlenen aan kleine ondernemers in ontwikkelingslanden
  • Ze werken in ontwikkelingslanden
  • Ze stemmen op politieke partijen met goede ideeën over ontwikkelingssamenwerking.

Slide 2 - Tekstslide

Microkrediet
Een lening voor kleine ondernemers in ontwikkelingslanden

Slide 3 - Tekstslide

Microkrediet
- Niet lenen bij banken
- Gegeven door hulporganisaties
- Gunstige voorwaarden (lage rente, lange periode -> soms kwijtgescholden)

Slide 4 - Tekstslide

Max Havelaar
- Kleine boeren in ontwikkelingslanden 
- Hogere prijs voor producten 
- Tegen armoede in ontwikkelingslanden 

producten:


Slide 5 - Tekstslide

 Fairtrade  
Fairtrade staat voor eerlijke handel. Dit betekent dat fairtrade producten zijn gemaakt onder goede omstandigheden, voor een eerlijk loon. 
WTO staat voor World Trade Organisation. De WTO bekijkt of men zich aan de gemaakte afspraken houdt.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Max Havelaar strijd tegen armoede in ontwikkelingslanden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Welke verschijnselen passen bij een laagconjunctuur?
A
relatief veel gezinnen leven in armoede, lage werkloosheid
B
relatief veel gezinnen leven in armoede, hoge werkloosheid

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van ontwikkelingslanden?

A
voldoende geld
B
veel analfabetisme
C
weinig onderwijs
D
veel armoede

Slide 10 - Quizvraag

Wat is géén oorzaak van armoede?
A
Politieke stabiliteit
B
Slechte infrastructuur
C
Protectiemaatregelen
D
Grote schulden

Slide 11 - Quizvraag

Het nationaal inkomen is:
A
alle inkomens van de inwoners bij elkaar opgeteld.
B
Export-import.

Slide 12 - Quizvraag

Een land heeft een nationaal inkomen van 10 miljard. Er zijn 9 miljoen inwoners. Wat is inkomen per hoofd?
A
1111,11
B
1000
C
9000
D
1345,12

Slide 13 - Quizvraag

Het nationaal inkomen in Angola 12 miljard In Angola wonen 30 miljoen inwoners. Wat is het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
38,-
B
40 ,-
C
400,-
D
380,-

Slide 14 - Quizvraag

Bereken de importquote
Importwaarde €146,4 miljard
Exportwaarde € 290,5 miljard
Nationaal inkomen 990,4 miljard
A
14,8%
B
50.4%
C
676.5%
D
29,3%

Slide 15 - Quizvraag

De uitvoer van Nederland is 345 miljard. Het nationaal inkomen is
847 miljard. Wat is de export quote?
timer
0:30
A
40,7%
B
48,3%
C
2,5%
D
55,2 %

Slide 16 - Quizvraag

HUISWERK
paragraaf 7                        3-5-6 en 8
paragraaf 6                        8 en 9

Slide 17 - Tekstslide