H1 Europa

Europa
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Europa

Slide 1 - Tekstslide

Waar produceren?

Open of gesloten?

Nederland heeft een open economie
Dat wil zeggen dat Nederland naar verhouding veel handelt met het buitenland.
Heeft een land een gesloten economie dan handelt het land weinig met het buitenland.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom is er internationale handel?
Belangrijke oorzaken waarom landen zich specialiseren zijn:

  • de natuurlijke omstandigheden (klimaat, grondstoffen)
  • de loonkosten per product en de kwaliteit van de producten
  • de infrastructuur
  • stabiliteit

Slide 3 - Tekstslide

In land X zijn de jaarlijkse loonkosten per arbeider
€ 24.000 en de loonkosten per product € 60.
De arbeidsproductiviteit per jaar is:
A
€ 400
B
400 stuks
C
€ 1.440.000
D
1.440.000 stuks

Slide 4 - Quizvraag

Redeneren: weet je nog?

Slide 5 - Tekstslide

De internationale concurrentiepositie van bedrijven in een land verbetert als

A
de inflatie daalt
B
de wisselkoers stijgt
C
innovaties ontmoedigd worden
D
de loonkosten stijgen

Slide 6 - Quizvraag

Vrijhandel & protectie
Protectie is het beschermen van de eigen economie tegen buitenlandse concurrentie.
Bij vrijhandel zijn er geen handelsbelemmeringen: er mag vrij gehandeld worden met het buitenland.
Vrijhandel kan voor elk land de welvaart vergroten, want je kunt producten die het buitenland (relatief) goedkoper maakt importeren en zelf je afzetmarkt vergroten door te exporteren.

Slide 7 - Tekstslide

Vormen van protectie
Protectie is het beschermen van binnenlandse bedrijven tegen buitenlandse concurrentie door bijv.
  • Douanerechten
  • Importquota 
  • Importverboden
  • Kwaliteitseisen
  • Exportsubsidies/belastingvoordelen

Slide 8 - Tekstslide

H2 Samenwerking in Europa
De landen van Europa werken op veel gebieden samen:
- milieubeleid
- immigratiebeleid
- landbouwbeleid

Slide 9 - Tekstslide


Extern effect = bijkomend effect van productie en consumptie dat niet in de prijs van het product is opgenomen

Slide 10 - Tekstslide

Extern effect = bijkomend effect van productie en consumptie dat niet in de prijs van het product is opgenomen

Voetbalsupporters betalen een prijs voor een voetbalkaartje. Maar ze gaan daarna ook nog even de stad in voor een biertje, dit is goed voor de horeca. Deze ondernemers profiteren hiervan, maar dit zit niet in de prijs van het voetbalkaartje (positief extern effect).

Slide 11 - Tekstslide


A
Er is geen unanieme gelijke dominante strategie.
B
De dominante strategie is voor beiden bekennen.
C
De dominante strategie is voor beiden niet bekennen.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de dominante strategie van H&M?
A
Wel korting geven
B
Geen korting geven

Slide 13 - Quizvraag


Samenwerking tussen landen leidt tot gezamenlijke afspraken. En daarmee tot het voorkomen van een "gevangenendilemma".
Wat zou er gebeuren als één land in Europa strenger is op het gebied van het toelaten van vluchtelingen?

Slide 14 - Open vraag

Ook op het gebied van milieu-eisen speelt dit gevangenendilemma een rol.

Vaak heeft streng milieubeleid door één land gevolgen voor andere landen. Dit strenge milieubeleid zorgt voor schonere lucht. En daar profiteren andere landen natuurlijk ook van. 

Slide 15 - Tekstslide

Als één land een streng beleid voert, terwijl andere landen dit niet doen, maar die andere landen profiteren wel van dit strenge beleid, dan noemen we dat meeliftersgedrag.

Om te zorgen dat iedereen zich aan afspraken houdt wordt er samengewerkt in Europa. Die samenwerking leidt tot een vorm van collectieve dwang: met elkaar dwing je naleving van afspraken na.

Slide 16 - Tekstslide

Leg uit welke maatregel de Europese Unie kan nemen om te voorkomen dat de lidstaten in een gevangenendilemma terechtkomen.

Slide 17 - Open vraag

H3
Wat weet je al over staatsschuld?

Slide 18 - Woordweb

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Welke afspraken hebben de EMU landen in het stabiliteitspact gemaakt?
A
staatsschuld mag 3% per jaar groeien en het overheidstekort 60%
B
de staatsschuld mag maximaal 60% van het BBP zijn en het overheidstekort 3%
C
de groei van de overheidsuitgaven moet onder de 3% blijven

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

De staatsschuld is een voorbeeld van een voorraadgrootheid
Op een bepaald moment is de staatsschuld een bepaald bedrag. Op 31 december 2016 bedroeg de staatsschuld 416 miljard euro.  

Slide 23 - Tekstslide

voorraadgrootheid
stroomgrootheid
salaris
schuld
toename van de schuld
bezit
aantal werklozen
spaargeld

Slide 24 - Sleepvraag

Nog een keer LessonUp?
JA
NEE

Slide 25 - Poll

Afronding
Pak je lesbrief en planner en rond de opgaven van H2 en H3 verder af....

Fijne vakantie!

Slide 26 - Tekstslide