Herhaling paragraaf 1.1 t/m 3.3

Herhaling H1 t/m H3.3
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H1 t/m H3.3

Slide 1 - Tekstslide

Welk begrip past bij de volgende omschrijving: landen beschermen binnenlandse producten door allerlei maatregelen te treffen.

Slide 2 - Open vraag

Tarifaire protectiemaatregel
Non-tarifaire protectiemaatregel
Invoerrechten
Exportsubsidie
Kwaliteitseisen
Importquotum

Slide 3 - Sleepvraag

Als de arbeidsproductiviteit in verhouding sneller stijgt dan het loon van een werknemer zullen de loonkosten per product ...
A
Stijgen
B
Gelijk blijven
C
Dalen

Slide 4 - Quizvraag

Milieuvervuiling in Nederland leidt tot positieve externe effecten in Duitsland.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak waarom landen zich specialiseren?
A
Natuurlijke omstandigheden
B
De kwantiteit aan producten
C
De kwaliteit van de producten
D
Stabiliteit

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de dominante strategie van H&M?
A
Wel korting geven
B
Geen korting geven

Slide 7 - Quizvraag

Een overheidstekort is een voorbeeld van een ...
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 8 - Quizvraag

Welke afspraken hebben de EMU landen in het stabiliteitspact gemaakt?
A
Staatsschuld mag maximaal 3% van het BBP zijn en het overheidstekort 60%
B
De staatsschuld mag maximaal 60% van het BBP zijn en het overheidstekort 3%
C
De groei van de overheidsuitgaven moet onder de 3% blijven

Slide 9 - Quizvraag

Als een land een overheidstekort heeft, moet het land geld lenen. Dit zorgt ervoor dat de ... (ook wel overheidsschuld genoemd) toeneemt

Slide 10 - Open vraag

Lopende rekening
deelrekening goederen/dienstenrekening
Lopende rekening
Deelrekening Primaire inkomens
Lopende rekening
Deelrekening Inkomensoverdracht
voedselhulp aan Pakistan, bestemd voor de vluchtelingenkampen aan de grens met Afghanistan
rentebetalingen vanuit Argentinië aan Rabobank Nederland

Slide 11 - Sleepvraag

Als de wisselkoers van de euro stijgt ....
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
blijft onze concurrentiepositie gelijk

Slide 12 - Quizvraag

De koers van de euro in dollars was:
in 2015: € 1 = $ 1,05 en in 2018: € 1 = $ 1,20

Bereken met hoeveel procent de koers van de dollar in euro's is veranderd in 2018 ten opzichte van 2015.
A
met 12,50% gedaald
B
met 12,50% gestegen
C
met 14,29% gedaald
D
met 14,29% gestegen

Slide 13 - Quizvraag

Gegevens van een land (in miljarden euro's) over 2015:
- Totale overheidsuitgaven: 134
- Totale overheidsontvangsten: 122
- Aflossingen staatsschuld: 15
Wat gebeurt er met de staatsschuld van het land?
A
De staatsschuld neemt af met 3 miljard
B
De staatsschuld neemt toe met 3 miljard
C
De staatsschuld neemt toe met 12 miljard
D
De staatsschuld neemt toe met 27 miljard

Slide 14 - Quizvraag

Import van goederen door Groot-Brittannië uit Nederland leidt tot aanbod van Britse ponden op de valutamarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Een hoge inflatie in een land leidt tot een ... concurrentiepositie van dat land.
A
Betere
B
Slechtere

Slide 16 - Quizvraag

Hoewel de lonen in India veel lager liggen dan in Korea, is het toch goedkoper om in Korea grote zeeschepen te bouwen. De voornaamste oorzaak daarvan is dat ...
A
Korea een gunstiger ligging heeft dan India.
B
De arbeidsproductiviteit in Korea veel hoger is dan in India.
C
Korea een betere concurrentiepositie heeft dan India.
D
Korea een rijker land is dan India.

Slide 17 - Quizvraag

Er zijn drie redenen waarom het overheidstekort niet hoger mag worden dan 3% van het bbp. Welke van de onderstaande antwoorden is GEEN reden.
A
Hoge tekorten leiden tot hogere inflatie.
B
Hoge tekorten leiden tot hogere rente.
C
Hoge tekorten leiden tot hogere inkomsten van de overheid.
D
Hoge tekorten brengen overheidstaken in gevaar.

Slide 18 - Quizvraag

Gegevens van een autofabriek:
Aantal werknemers: 1.200
Loonkosten per werknemer: € 4.000 per maand.
Totale productie: 30.000 auto's per jaar

Bereken de loonkosten per product (afgerond op hele euro's)
A
€ 160
B
€ 1.600
C
€ 1.920
D
€ 9.000

Slide 19 - Quizvraag

Bij een vestiging in een land kijkt een bedrijf niet of het minst naar ...
A
Politieke en maatschappelijke stabiliteit
B
Infrastructuur
C
Bevolkingsomvang
D
Loonkosten per product

Slide 20 - Quizvraag