Waarom is het duidelijk dat een winkel een duidelijke winkelformule heeft?
A
Dan zal de ondernemer met zijn assortiment het grootste marktaandeel behalen
B
Dan voelen consumenten zich snel thuis in de winkel en kopen meer artikelen
C
Dan kan de doelgroep de winkel snel onderscheiden van andere winkels
D
Zo houdt de ondernemer zijn assortiment overzichtelijk
1 / 27
volgende
Slide 1: Quizvraag
HandelMBOStudiejaar 3
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Waarom is het duidelijk dat een winkel een duidelijke winkelformule heeft?
A
Dan zal de ondernemer met zijn assortiment het grootste marktaandeel behalen
B
Dan voelen consumenten zich snel thuis in de winkel en kopen meer artikelen
C
Dan kan de doelgroep de winkel snel onderscheiden van andere winkels
D
Zo houdt de ondernemer zijn assortiment overzichtelijk
Slide 1 - Quizvraag
Wat verstaan we onder de propositie van een onderneming?
A
De manier waarop de onderneming de communicatiemix inzet
B
Het aanbod aan consumenten in één zin geformuleerd (USP)
C
Het marktaandeel
D
Het aankoopbeleid van de onderneming
Slide 2 - Quizvraag
Een producent probeert de tussenhandel te bewerken door het geven van een korting ter stimulering tot opname van een bepaald merk of product. Dit is een voorbeeld van:
A
Pull strategie
B
Push strategie
C
Geen van antwoorden is juist
D
Kanaalconflict
Slide 3 - Quizvraag
De Pull strategie zie je vooral bij convenience goods
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
In welke situatie is er sprake van soft Franchising?
A
Als de franchisenemer vrijheden heeft t.a.v. prijs, product en presentatie
B
Als de franchisenemer meer dan 90% moet inkopen bij de franchisegever
C
Als er een combinatie is van franchising en filiaalbedrijf
D
Als de franchisenemer alleen kleding verkoopt
Slide 5 - Quizvraag
Eén van de concurrentiestrategieën van Porter is
A
Het doen van stunt aanbiedingen
B
Het maken van reclame op TV
C
Focus op een klein deel van de markt
D
Het opkopen van concurrenten
Slide 6 - Quizvraag
De M van de SMART formule staat voor
A
Makkelijk
B
Moeilijk
C
Meetbaar
D
Meeste
Slide 7 - Quizvraag
Nadat een ondernemer de markt heeft gesegmenteerd, kan hij ook nog aan marktfragmentatie doen. Wat betekent dit?
A
Onderzoek doen onder een klein deel van zijn doelgroep
B
De marktsegmenten verbreden
C
Marktsegmenten nog weer in groepen verdelen
Slide 8 - Quizvraag
De Albert Heijn in Emmeloord heeft een groot Pools assortiment. Van welke marktsegmentatie is hier sprake?
A
Sociaal economische marktsegmentatie
B
Culturele marktsegmentatie
C
Continentale marktsegmentatie
D
Geografische marktsegmentatie
Slide 9 - Quizvraag
Een winkel richt zich op dames in de leeftijd van 40-55 jaar. Welke vorm van marktsegmentatie is dit?
A
Geografisch
B
Demografisch
C
Cultureel
D
Sociaal-economisch
Slide 10 - Quizvraag
Jumbo richt zich met één promotiecampagne op alle verschillende soorten consumenten tegelijk. Dit noem je een ..
A
gedifferentieerde marktbenadering
B
ongedifferentieerde marktbenadering
C
geconcentreerde marktbenadering
D
niche-strategie
Slide 11 - Quizvraag
Nieuwe markt, bestaand product. Dit noem je
A
Diversificatie
B
Productontwikkeling
C
Marktontwikkeling
D
Marktpenetratie
Slide 12 - Quizvraag
Mac Donalds is een voorbeeld van
A
Shop in the shop
B
Dealer
C
Franchising
D
Vrijwillig filiaalbedrijf
Slide 13 - Quizvraag
Een bedrijfskolom bestaat uit verschillende schakels. Wat is de laatste schakel?
A
Detailhandel
B
Groothandel
C
Oerproducent
D
Opkoper
Slide 14 - Quizvraag
Een horecagroothandel, besluit meerdere delicatessezaken te openen, waar men rechtstreeks aan consumenten gaat leveren. Hoe wordt deze beweging in de bedrijfskolom ook wel genoemd?
A
Differentiatie
B
Integratie
C
Parallellisatie
D
Specialisatie
Slide 15 - Quizvraag
Een ijsverkoper verkoopt uitsluitend zijn ijs via zijn volkswagenbusje. Hier is sprake van
A
Multichannel
B
Omnichannel
C
Croosschannel
D
Monochannel
Slide 16 - Quizvraag
Een voorbeeld van een groot filiaalbedrijf is
A
Blokker
B
C&A
C
IKEA
D
Intratuin
Slide 17 - Quizvraag
Waarneembaar consumentengedrag heeft als laatste fase 'afdankgedrag'. Daaronder valt niet ..
A
op zolder opbergen
B
de verkoper bedanken
C
in de kliko gooien
D
verkopen via internet
Slide 18 - Quizvraag
Eerste levensbehoeften of boodschappen, worden ook wel ..................... genoemd.
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Speciality goods
D
Unsought goods
Slide 19 - Quizvraag
bij welk koopgedrag heeft de consument weinig kennis van het product ?
A
beperkt probleem oplossend aankoop gedrag
B
uitgebreid probleem oplossend aankoopgedrag
C
rationeel koopgedrag
D
routinematig aankoop gedrag
Slide 20 - Quizvraag
Een cafe besteld per week 3 vaten Heineken bier. Dit is een voorbeeld van:
A
UPO
B
BPO
C
RAG
D
geen deze antwoorden is goed
Slide 21 - Quizvraag
Een ijsje kopen terwijl je boodschappen doet:
A
Stapel goods
B
Impulse goods
C
Emergency goods
D
Preference goods
Slide 22 - Quizvraag
Met routinematige aankopen waarbij je maar een deel van het koopbeslissingsproces doorloopt:
A
Run-shopping
B
Fun-shopping
C
Black friday
D
Mystery shopping
Slide 23 - Quizvraag
Stapel goods zijn
A
Schilderij
B
Wasmachine
C
Auto
D
WC papier
Slide 24 - Quizvraag
De juiste volgorde van de fasen in het koopgedrag:
A
Aankoop - gebruik - afdank - communicatie
B
Afdank - aankoop - gebruik - communicatie
C
Communicatie - Aankoop - gebruik -afdank
D
Communicatie - gebruik - aankoop - afdank
Slide 25 - Quizvraag
Wanneer jouw familie je adviseert welke energiemaatschappij je het beste kan nemen is er sprake van
A
Economische factoren
B
Psychologische invloedsfactoren
C
Sociale invloedsfactoren
D
Technische invloedsfactoren
Slide 26 - Quizvraag
2 dames gaan op een dag de stad in om een speciale combinatie van jurk en schoenen te kopen. Dit is: