Delen met thuis 3
1 / 21
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
In een emmer zit 18 liter water.
Peter giet dat water in flesjes van 9 dl. Hoeveel flesjes kan hij vullen?
Peter giet dat water in flesjes van 9 dl. Hoeveel flesjes kan hij vullen?
A
162
B
18
C
20
D
2
Slide 2 - Quizvraag
Henk wil een fiets kopen. Als hij contant betaalt kost de fiets €320. Hij kan ook 4 maanden €90 per maand betalen. Hoe groot is het verschil?
A
€75
B
€40
C
€20
D
€15
Slide 3 - Quizvraag
Ava krijgt elke week €2,50 zakgeld. Daarvan geeft ze 2/5 deel uit. Hoeveel geld houdt ze elke week over?
A
1.00
B
0.50
C
3.50
D
1.50
Slide 4 - Quizvraag
De trein vertrekt om 13.46 uit Utrecht.
14.28 komt hij in Den Haag aan.
Hoeveel minuten duurt de reis?
14.28 komt hij in Den Haag aan.
Hoeveel minuten duurt de reis?
A
60
B
30
C
42
D
52
Slide 5 - Quizvraag
Sjef koopt op de markt 6 meter stof van €5,- per meter. Hij krijgt €10 korting. Hoeveel moet hij betalen?
A
€20
B
€30
C
€25
D
€60
Slide 6 - Quizvraag
De afstand Amsterdam - Meppel is 180 km.
De auto van mama rijdt 1 liter benzine op 12 km. Hoeveel liter benzine gebruik je op de heen- en terugreis?
De auto van mama rijdt 1 liter benzine op 12 km. Hoeveel liter benzine gebruik je op de heen- en terugreis?
A
15 liter
B
18 liter
C
28 liter
D
30 liter
Slide 7 - Quizvraag
Ron koopt twee batterijen van €0,90 per stuk en een lampje van €0,55. Hij betaalt met €3,-. Hoeveel krijgt hij terug?
A
1.45
B
2.10
C
0.65
D
0.55
Slide 8 - Quizvraag
Op een pleintje liggen 25 rijen tegels. Elke rij telt 30 tegels.
Hoeveel tegels liggen er op het plein?
Hoeveel tegels liggen er op het plein?
A
750
B
55
C
110
D
5
Slide 9 - Quizvraag
Een potlood met gum kost €0,25.
Hoeveel kosten 3 dozijn van deze potloden
Hoeveel kosten 3 dozijn van deze potloden
A
€0.75
B
€9
C
€75
D
€8,80
Slide 10 - Quizvraag
Een weiland is 3 hm lang en 125 m breed.
Wat is de omtrek van dit weiland?
Wat is de omtrek van dit weiland?
A
310 m
B
850 m
C
425 m
D
175 m
Slide 11 - Quizvraag
Kim koopt 3 gebakjes 500 gram koekjes bij de bakker. Een gebakje kost €0,90 en voor de koekjes moet ze €2,50 betalen. Hoeveel kost alles bij elkaar?
A
5.00
B
5.20
C
6.25
D
5.25
Slide 12 - Quizvraag
De afstand Delft - Rotterdam is 27 km. Jan fietst 18 km per uur. Hij gaat om 10.15 van huis, hoe laat is hij in Rotterdam?
A
12.15
B
11.45
C
12.00
D
11.15
Slide 13 - Quizvraag
Eén cd kost €12,50. Drie cd's kosten €35,-. Bert koopt er zes.
Hoeveel moet hij betalen?
Hoeveel moet hij betalen?
A
€75,-
B
€70,-
C
€72,50
D
€50,-
Slide 14 - Quizvraag
Hoeveel is 1/5 deel van 1 m en 75 cm?
A
25 cm
B
30 cm
C
35 cm
D
40 cm
Slide 15 - Quizvraag
Een fietsenhok is 6 m breed en 18 m lang.
Hoeveel is de oppervlakte?
Hoeveel is de oppervlakte?
A
104 m2
B
106 m2
C
110 m2
D
108 m2
Slide 16 - Quizvraag
Een pad is 150 m lang.
Van het begin tot het eind plant je om de 3m een boompje. Hoeveel bomen heb je nodig?
Van het begin tot het eind plant je om de 3m een boompje. Hoeveel bomen heb je nodig?
A
50
B
51
C
450
D
49
Slide 17 - Quizvraag
Sem en Jess kopen een cadeautje voor vaderdag voor €18. Sem betaalt 2/3 deel. Hoeveel moet Jess betalen?
A
€6,-
B
€12,-
C
€8,-
D
€10-
Slide 18 - Quizvraag
Joop koopt een tv voor €300,-. Hij krijgt 10% korting.
Hoeveel moet hij betalen?
Hoeveel moet hij betalen?
A
€330
B
€170
C
€270
D
€240
Slide 19 - Quizvraag
Liz is over 40 dagen jarig. Het is nu 5 december.
Wanneer is ze jarig?
Wanneer is ze jarig?
A
13 januari
B
14 januari
C
15 januari
D
16 januari
Slide 20 - Quizvraag
Yara zet de radio aan. Ze hoort dat het 10 voor half 9 is. Op haar horloge is het 8.32. Hoeveel minuten loopt de horloge voor?
A
10
B
12
C
8
D
2
