2HV Blok 4 Grammatica 2 - naamwoordelijk gezegde en vzv opdracht 6
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Waar begin je mee als je wilt weten of
er in een zin een wwg of nwg staat?
er in een zin een wwg of nwg staat?
Slide 3 - Woordweb
De oma is boos op haar kleinzoon.
A
wwg
B
nwg
Slide 4 - Quizvraag
De oma is boos op haar kleinzoon.
Welke zinsdelen zitten er in deze zin?
Welke zinsdelen zitten er in deze zin?
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
De kleinzoon is gek op zijn opa.
A
wwg
B
nwg
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Mijn broer zal met plezier bemiddelen tussen zijn werkgever en zijn collega.
A
wwg
B
nwg
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.
A
wwg
B
nwg
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
De trainer zal altijd naar de beste opstelling van het team streven.
A
wwg
B
nwg
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
De examenkandidaten waren erg nieuwsgierig naar de uitslag.
A
wwg
B
nwg
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
Waarom ga je altijd uit van negatieve reacties op je tekeningen?
A
wwg
B
nwg
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Wat vind je nog moeilijk?
