10 april_8hv_nwg, wwg, onderwerp en vzv

Koppelwerkwoord
Het koppelwerkwoord (kww):
1. is één van de drie werkwoordsoorten.
2. geeft geen handeling in de zin aan.
3. koppelt een eigenschap aan het onderwerp van de zin.

Er zijn negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Koppelwerkwoord
Het koppelwerkwoord (kww):
1. is één van de drie werkwoordsoorten.
2. geeft geen handeling in de zin aan.
3. koppelt een eigenschap aan het onderwerp van de zin.

Er zijn negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Voorbeeldzinnen
De kleinzoon is gek op zijn opa.

Julie wordt student

Mo blijft een slimme jongen

Meneer Scholtes en mevrouw Romijn zijn begeleiders bij ons op werkweek

Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

Voorbeeldzinnen
De kleinzoon is gek op zijn opa.
NWG = is gek

Julie wordt student
NWG = wordt student

Mo blijft een slimme jongen
NWG = blijft een slimme jongen

Meneer Scholtes en mevrouw Romijn zijn begeleiders bij ons op werkweek
NWG = zijn begeleiders

Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.
NWG = zal uitermate geschikt zijn
Naamwoordelijk gezegde
Koppelwerkwoord in de zin?
Dan een NWG.

Naamwoordelijk gezegde heeft twee delen:

1. Werkwoordelijk deel
Alle werkwoorden uit de zin

2. Naamwoordelijk deel
Deel van de zin waaraan het onderwerp is gekoppeld


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
De werkwoorden die als koppelwerkwoorden gebruikt worden. Kunnen ook gebruikt worden als zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord.

Gebruik het schema uit de vorige pagina om daarachter te komen.

Voorbeeld:
De man blijft gek
De man blijft buiten staan
De man blijft op werk

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De kleinzoon is gek op zijn opa.

Onderwerp: de kleinzoon
Werkwoord(en): 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De kleinzoon is gek op zijn opa.

Onderwerp: de kleinzoon
Werkwoord(en): is
Belangrijkste ww: is
Vorm van zijn, worden, blijven? 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De kleinzoon is gek op zijn opa.

Onderwerp: de kleinzoon
Werkwoord(en): is
Belangrijkste ww: is
Vorm van zijn, worden, blijven? ja
Kunnen ze elkaar vervangen?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De kleinzoon is gek op zijn opa.

Onderwerp: de kleinzoon
Werkwoord(en): is
Belangrijkste ww: is
Vorm van zijn, worden, blijven? ja
Kunnen ze elkaar vervangen? ja

Is = koppelwerkwoord

Nwg: 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De kleinzoon is gek op zijn opa.

Onderwerp: de kleinzoon
Werkwoord(en): is
Belangrijkste ww: is
Vorm van zijn, worden, blijven? ja
Kunnen ze elkaar vervangen? ja

Is = koppelwerkwoord

Nwg: is gek

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Mijn broer zal met plezier bemiddelen tussen zijn werkgever en zijn collega.

Onderwerp: 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Mijn broer zal met plezier bemiddelen tussen zijn werkgever en zijn collega.

Onderwerp: mijn broer
Werkwoord(en): 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Mijn broer zal met plezier bemiddelen tussen zijn werkgever en zijn collega.

Onderwerp: mijn broer
Werkwoord(en): zal, bemiddelen
Belangrijkste ww: 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Mijn broer zal met plezier bemiddelen tussen zijn werkgever en zijn collega.

Onderwerp: mijn broer
Werkwoord(en): zal, bemiddelen
Belangrijkste ww: bemiddelen
Vorm van zijn, worden, blijven? 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Mijn broer zal met plezier bemiddelen tussen zijn werkgever en zijn collega.

Onderwerp: mijn broer
Werkwoord(en): zal, bemiddelen
Belangrijkste ww: bemiddelen
Vorm van zijn, worden, blijven? nee

bemiddelen = 
zal = 


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Mijn broer zal met plezier bemiddelen tussen zijn werkgever en zijn collega.

Onderwerp: mijn broer
Werkwoord(en): zal, bemiddelen
Belangrijkste ww: bemiddelen
Vorm van zijn, worden, blijven? nee

bemiddelen = zelfstandig werkwoord
zal = hulpwerkwoord

WWG = 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Mijn broer zal met plezier bemiddelen tussen zijn werkgever en zijn collega.

Onderwerp: mijn broer
Werkwoord(en): zal, bemiddelen
Belangrijkste ww: bemiddelen
Vorm van zijn, worden, blijven? nee

bemiddelen = zelfstandig werkwoord
zal = hulpwerkwoord

WWG = zal bemiddelen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.

Onderwerp: 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.

Onderwerp: deze leerling
Werkwoord(en): 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.

Onderwerp: deze leerling
Werkwoord(en): zal, zijn
Belangrijkste ww: 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.

Onderwerp: deze leerling
Werkwoord(en): zal, zijn
Belangrijkste ww: zijn
Vorm van zijn, worden, blijven? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.

Onderwerp: deze leerling
Werkwoord(en): zal, zijn
Belangrijkste ww: zijn
Vorm van zijn, worden, blijven? ja
Kunnen ze elkaar vervangen? 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.

Onderwerp: deze leerling
Werkwoord(en): zal, zijn
Belangrijkste ww: zijn
Vorm van zijn, worden, blijven? ja
Kunnen ze elkaar vervangen? ja

zijn = 
zal = 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.

Onderwerp: deze leerling
Werkwoord(en): zal, zijn
Belangrijkste ww: zijn
Vorm van zijn, worden, blijven? ja
Kunnen ze elkaar vervangen? ja

zijn = koppelwerkwoord
zal = hulpwerkwoord

NWG = 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
Volgens de testresultaten zal deze leerling uitermate geschikt zijn voor een praktische opleiding.

Onderwerp: deze leerling
Werkwoord(en): zal, zijn
Belangrijkste ww: zijn
Vorm van zijn, worden, blijven? ja
Kunnen ze elkaar vervangen? ja

zijn = koppelwerkwoord
zal = hulpwerkwoord

NWG = zal geschikt zijn

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De examenkandidaten waren erg nieuwsgierig naar de uitslag.

Onderwerp: 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De examenkandidaten waren erg nieuwsgierig naar de uitslag.

Onderwerp: de examenkandidaten
Werkwoord(en): 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De examenkandidaten waren erg nieuwsgierig naar de uitslag.

Onderwerp: de examenkandidaten
Werkwoord(en): waren
Belangrijkste ww: waren
Vorm van zijn, worden, blijven? 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De examenkandidaten waren erg nieuwsgierig naar de uitslag.

Onderwerp: de examenkandidaten
Werkwoord(en): waren
Belangrijkste ww: waren
Vorm van zijn, worden, blijven? ja (van zijn)
Kunnen ze elkaar vervangen? 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De examenkandidaten waren erg nieuwsgierig naar de uitslag.

Onderwerp: de examenkandidaten
Werkwoord(en): waren
Belangrijkste ww: waren
Vorm van zijn, worden, blijven? ja (van zijn)
Kunnen ze elkaar vervangen? ja

waren = 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De examenkandidaten waren erg nieuwsgierig naar de uitslag.

Onderwerp: de examenkandidaten
Werkwoord(en): waren
Belangrijkste ww: waren
Vorm van zijn, worden, blijven? ja (van zijn)
Kunnen ze elkaar vervangen? ja

waren = koppelwerkwoord

NWG = 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zin 1
De kleinzoon is gek op zijn opa

1. Wat is/zijn de werkwoord(en)?
2. Wat is het belangrijkste werkwoord? 
3. Heeft het een vorm van ZIJN, WORDEN, BLIJVEN?




Let op! 
Als er twee werkwoorden in de zin staan is de persoonsvorm het hulpwerkwoord

Het andere werkwoord is het zww of kww.
NEE. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een zelfstandig werkwoord. 

De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord


JA. 
Kunnen ze elkaar vervangen?

JA. 
Dan is het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn het hulpwerkwoord
Zin
De examenkandidaten waren erg nieuwsgierig naar de uitslag.

Onderwerp: de examenkandidaten
Werkwoord(en): waren
Belangrijkste ww: waren
Vorm van zijn, worden, blijven? ja (van zijn)
Kunnen ze elkaar vervangen? ja

waren = koppelwerkwoord

NWG = waren erg nieuwsgierig

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontleden van zinnen
Twee smaken:
zinsdelen of woordsoorten

Wat is het verschil?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen

kan meerdere woorden zijn
Onderwerp
lijdend voorwerp
persoonsvorm
wwg
voorzetselvoorwerp
meewerkend voorwerp
Woordsoorten

Alleen losse woorden
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
koppelwerkwoord

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De toets
  • Grammatica blok 3 en 4
  • Volgende week vrijdag
  • Alle theorie (de gele blokken)
  • Woensdag herhalingslessen ---> ruimte voor vragen

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat nu? Zelf aan de slag!

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Wat: Opdracht 7, 8, 9, 10, 11, 12 - vanaf blz 172 (grammatica blok 4)
Hoe: In je eigen schrift, in stilte
Hulp: Werk 20 minuten alleen, daarna vinger omhoog voor vragen
Tijd? De rest van de les (tot 15:00 uur)

Klaar? Pak je leesboek en ga lezen

Niet klaar? Huiswerk voor volgende week woensdag
Opdrachten maken

Slide 36 - Tekstslide

Leerlingen worden aan de slag gezet door middel van een visueel WHHTUK-model.