Evolutie les 2

7.2 Leerdoelen
1.  Je kunt uitleggen wat allopatrische en sympatrische soortvorming inhoudt.
2. Je kunt natuurlijke selectie uitleggen m.b.v. het begrip selectiedruk.
3.  Je kunt natuurlijke selectie d.m.v seksuele selectie uitleggen.
4. Je kunt het verschil uitleggen tussen kunstmatige en natuurlijke selectie. 


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

7.2 Leerdoelen
1.  Je kunt uitleggen wat allopatrische en sympatrische soortvorming inhoudt.
2. Je kunt natuurlijke selectie uitleggen m.b.v. het begrip selectiedruk.
3.  Je kunt natuurlijke selectie d.m.v seksuele selectie uitleggen.
4. Je kunt het verschil uitleggen tussen kunstmatige en natuurlijke selectie. 


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Natuurlijke selectie
Soorten die beter aangepast zijn aan de omgeving zullen een grotere overlevingskans 
hebben.
De omgeving (in dit geval: de lijsters) zorgt voor selectiedruk.

Slide 3 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
  • Nakomelingen hebben elk ietsje andere genotypen en dus fenotypen
  • De één is beter aangepast aan de omgeving dan de andere

Slide 4 - Tekstslide

4 voorwaarden voor soortvorming
1.  Er is variatie
2. De variatie is erfelijk
3. Groepen individuen raken reproductief van elkaar gescheiden (paren niet meer)
4. Er is (natuurlijke) selectie

Slide 5 - Tekstslide

Hoe wordt in de biologie een soort gedefinieerd?
Wanneer twee dieren met elkaar paren, en...
A
ze geen nakomelingen kunnen krijgen, zijn ze van dezelfde soort
B
ze alleen onvruchtbare nakomelingen kunnen krijgen, zijn ze van dezelfde soort
C
ze soms nakomelingen kunnen krijgen, zijn ze van dezelfde soort
D
ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen, zijn ze van dezelfde soort

Slide 6 - Quizvraag

Soortvorming is voltooid als ....
A
.. er meerdere rassen zijn ontstaan
B
.. de twee groepen niet meer op elkaar lijken
C
.. de twee groepen zich niet meer onderling kunnen voortplanten
D
.. kruising van de twee groepen onvruchtbare nakomelingen geeft

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Allopatrische soortvorming
  • Voor het ontstaan van nieuwe soorten, moet langere tijd geen uitwisseling van genen zijn: reproductieve isolatie

  • Vindt in één populatie een mutatie plaats, dan komt die niet in de andere populatie. Na een tijdje zijn ze zó verschillend, dat het twee soorten zijn geworden.

  • Reproductieve isolatie kan plaatsvinden door geografische isolatie (bv. een bergketen) --- allopatrische soortvorming

Slide 9 - Tekstslide

Twee typen soortvorming
Allopatrische en Sympatrische

Slide 10 - Tekstslide

Allopatrische soortvorming
Allopatrische soortvorming
  • geografische isolatie
  • verschil in selectiedruk in beide nieuwe omgevingen
  • selectie op verschillende eigenschappen
  • na verloop van tijd: populaties kunnen niet meer onderling voortplanten

Slide 11 - Tekstslide

Sympatrische soortvorming
Een andere oorzaak kan zijn verschillen in gedrag: 
de organismen begrijpen elkaar niet (meer).

Of door polyploïdie (bij planten):
een meervoud van het diploïde aantal chromosomen in een (deel van een) organisme
Ontstaat door fout tijdens de mitose


Slide 12 - Tekstslide

waar zou sympatrische soortsvorming te zien kunnen zijn?
Antwoord
Bij C en D. Hier zijn twee soorten ontstaan op hetzelfde eiland, dus zonder de barriére van een stuk zee.

Slide 13 - Tekstslide

Seksuele selectie
Een belangrijk onderdeel van het doorgeven van de genen aan de volgende generatie is de voortplanting.

Partners worden vaak zorgvuldig gekozen in het dierenrijk.

Bepaalde eigenschappen kunnen een individu aantrekkelijker maken. Individuen met deze eigenschappen worden vaker gekozen als partner en zullen hun genen (eigenschappen) dus vaker doorgeven dan hun soortgenoten.

Deze vorm van natuurlijke selectie wordt seksuele selectie genoemd.

Slide 14 - Tekstslide

Seksuele selectie en natuurlijke selectie botsen wel eens; een eigenschap levert wel meer paring op maar verlaagt de overleving 

Slide 15 - Tekstslide

natuurlijke selectie 
kunstmatige selectie: 
door de mens 

Slide 16 - Tekstslide

Welk element zorgt voor soortvorming in het allopatrisch model?
A
specialisatie op voeding
B
seksuele selectie
C
geografische isolatie
D
de Galapagos eilanden

Slide 17 - Quizvraag

Welk element zorgt voor soortvorming in het sympatrisch model?
A
specialisatie op voeding
B
Seksuele selectie
C
Geografische isolatie
D
Kunstmatige selectie

Slide 18 - Quizvraag

Seksuele selectie vergroot naast de voortplantingskans meestal ook de overlevingskans
A
waar
B
onwaar

Slide 19 - Quizvraag

Soortvorming komt tot stand door ...
A
Isolatie, mutaties en natuurlijke selectie
B
Isolatie, natuurlijke selectie en verschillen in de omstandigheden
C
Isolatie, verschillen in de omstandigheden, mutaties en natuurlijke selectie
D
Isolatie, mutaties en verschillen in de omstandigheden

Slide 20 - Quizvraag


In de geschiedenis van de aarde zijn er regelmatig klimaatsveranderingen geweest. Hierdoor veranderde de mate van invloed van abiotsche factoren op populaties. Sommige individuen hadden, door toeval, een hogere fitness. Na veel generaties veranderde op deze manier soorten in nieuwe soorten.

Welk pijler van Darwin mist hier?
A
Genetische variatie (verscheidenheid in genotypen)
B
Natuurlijke selectie (survival of the fittest)
C
Soortvorming door reproductieve isolatie
D
Selectiedruk (door de omgeving)

Slide 21 - Quizvraag

Darwin was een duivenfokker. Hij fokte in zijn leven met een groot aantal duiven varianten. Deze kunstmatige selectie...
A
...gaat meestal sneller dan natuurlijke selectie
B
...gaat meestal langzamer dan natuurlijke selectie
C
...levert vaak nieuwe soorten op
D
...levert vaak individuen op die beter aangepast zijn aan de natuur

Slide 22 - Quizvraag