U3 Stabiele constructies

Stabiele constructies
stabiliteit, steunpunt, zwaartepunt, druk
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Stabiele constructies
stabiliteit, steunpunt, zwaartepunt, druk

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer valt een voorwerp niet om?

Slide 2 - Open vraag

Een voorwerp valt niet om als het zwaartepunt boven, op,
of onder het steunvlak valt

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je het zwaartepunt?
- bij een regelmatig voorwerp
- bij een grillig gevormd voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind je het zwaartepunt?
- bij een regelmatig voorwerp

bijvoorbeeld driehoek of rechthoek

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Maar het kan ook door de hoekpunten vast te houden en dan loodrecht naar beneden een lijn te trekken.

Slide 7 - Tekstslide

Houd een boek aan een hoek vast en trek een rechte lijn naar beneden.
Maak er een foto van.

Slide 8 - Open vraag

Hoe vind je het zwaartepunt?
- bij een grillig voorwerp

bijvoorbeeld:

Slide 9 - Tekstslide

Ook nu:
trek lijnen recht naar beneden vanuit
minimaal twee hoekpunten

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

En je kunt een zwaartepunt ook snel vinden door het te laten balanceren.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Kan een tafel op één poot staan?
A
nee, er zijn minimaal drie poten nodig
B
ja, als het zwaartepunt precies boven de poot ligt
C
ja, maar dan moet het wel vastgespijkerd worden aan de grond
D
nee, er zijn minimaal twee poten nodig

Slide 14 - Quizvraag

Het zwaartepunt en het steunpunt moeten op één lijn boven elkaar liggen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Waar ligt het zwaartepunt van de dansende schaar?
A
op de bovenkant van de bezem
B
in het midden van de schaar
C
ergens op of onder de punt van de bezem
D
dat kun je niet weten

Slide 17 - Quizvraag

Het steunvlak
is de oppervlakte tussen de steunpunten
(waarbij de steunpunten meegerekend worden)

Slide 18 - Tekstslide

tafel van voren gezien

Slide 19 - Tekstslide

tafel van boven gezien

Slide 20 - Tekstslide

Wat is stabieler, links of rechts?

Slide 21 - Tekstslide

Wat is stabieler, links of rechts?
A
links
B
rechts
C
allebei even stabiel
D
allebei niet stabiel

Slide 22 - Quizvraag

Een voorwerp wordt stabieler als het zwaartepunt lager ligt.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Druk

Slide 24 - Tekstslide

Als je ergens tegenaan drukt, is het effect kleiner als:
A
je meer kracht zet
B
als je met een grotere oppervlakte duwt
C
als je met een kleinere oppervlakte duwt
D
dat kun je niet weten

Slide 25 - Quizvraag

Kun je gemakkelijker
door een papier heen
gaan met vuist
of met vinger?

A
met vuist
B
met vinger

Slide 26 - Quizvraag

Druk
kracht / oppervlakte (N/m2)

Slide 27 - Tekstslide

Je slaat met een hamer tegen een blok hout met een kracht van 100N.
De hamerkop heeft een oppervlakte van 1 cm2.
Hoe groot is de druk?
A
1.000.000 N/m2
B
10.000 N/m2
C
1.000 N/m2
D
100 N/m2

Slide 28 - Quizvraag

Wat heb je geleerd in deze les?
Noem één ding.

Slide 29 - Open vraag