Inflatie

Extra opdracht 1

Vorig jaar verdiende je in totaal € 1.680 met je bijbaan. Dit jaar steeg je inkomen naar € 1735,44. De inflatie is 0,9%. Bereken hoeveel procent je reële loonstijging is.
1 / 14
volgende
Slide 1: Open vraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Extra opdracht 1

Vorig jaar verdiende je in totaal € 1.680 met je bijbaan. Dit jaar steeg je inkomen naar € 1735,44. De inflatie is 0,9%. Bereken hoeveel procent je reële loonstijging is.

Slide 1 - Open vraag

Extra opdracht 2

Het maandinkomen van Jacques was vorig jaar € 2.114,45. Dit jaar is zijn loon verhoogd naar € 2.180. De inflatie is dit jaar 2,3%. Bereken of zijn reële inkomen is gestegen of gedaald. Schrijf je berekening op.

Slide 2 - Open vraag

Vandaag 3 uur les
  1. Herhaling inflatie en koopkracht
  2. AmeRijck H5. Prijzen > Opdracht 5.1 (helemaal)
  3. Verkoopprijs en consumentenprijs
  4. AmeRijck H5. Prijzen > Opdracht 5.2

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
  • We weten wat inflatie is.
  • We weten wat koopkracht is.
  • We kennen het verschillende vormen van inflatie.

Slide 4 - Tekstslide

Inflatie
Inflatie betekent een algemene prijsstijging van goederen en diensten.

Door inflatie wordt de koopkracht kleiner, als je inkomen niet net zoveel stijgt als de inflatie.

Het tegenovergestelde van inflatie noemen we DEFLATIE.

Slide 5 - Tekstslide

Oorzaken inflatie
  • Loonverhoging
  • Hogere grondstofprijzen zoals olie en graan
  • Meer vraag van consumenten naar goederen of diensten
  • Minder aanbod van producten
  • Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid

Slide 6 - Tekstslide

Soorten inflatie
Inflatie: als producten duurder worden.

Als producten duurder worden omdat er veel vraag naar die producten is, noem je dat bestedingsinflatie.

Als producten duurder worden omdat het maken van de producten duurder wordt, noem je dat kosteninflatie.

Slide 7 - Tekstslide

Er is heel veel vraag naar de nieuwe iPhone, de Iphone wordt steeds duurder, dit noem je ...
A
kosteninflatie.
B
bestedingsinflatie.

Slide 8 - Quizvraag

Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:
  • je inkomsten;
  • de prijzen.

Slide 9 - Tekstslide

inkomensstijging > prijsstijging
koopkracht neemt toe
inkomensstijging < prijsstijging
koopkracht neemt af

Slide 10 - Tekstslide

Wat is koopkracht?
A
Hoeveel geld je hebt.
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
C
Hoeveel spaargeld je hebt.
D
Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Slide 11 - Quizvraag

Tarek zijn inkomen blijft gelijk, maar de prijzen stijgen. Welk antwoord is juist?
A
Hij heeft meer koopkracht.
B
Hij heeft minder koopkracht.

Slide 12 - Quizvraag

Koopkracht
Gevolgen van inflatie

Inflatie wordt vaak gezien als een slecht ding, omdat alles duurder wordt. Een lage inflatie is echter goed voor de economie. Wanneer je geld steeds iets minder waard wordt, zal je sneller producten gaan kopen. Als je namelijk langer wacht, kun je minder kopen voor hetzelfde geld.

Als de inflatie heel hoog is en de lonen niet meestijgen, gaat de koopkracht van consumenten omlaag. De prijzen gaan dan snel omhoog en mensen verdienen niet meer geld. Hierdoor kunnen mensen minder dingen kopen en gaan producenten minder produceren.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
  1. Open AmeRijck commercieel H5. Prijzen
  2. Open opdracht 5.1 Op de eilanden is alles duur
  3. Lees het interview met Coen Konijn
  4. Beantwoord de vragen op het antwoordblad

Slide 14 - Tekstslide