Kort verhaal - fictie oefening
1. Wie is het hoofdpersonage?
2. Wat maakt dit personage mee? Welke gebeurtenissen lees je in het verhaal?
3. Hoe voelt het hoofdpersonage zich bij deze gebeurtenissen?
4. Hoe zie je de ruimte voor je, waar het verhaal zich afspeelt?
Beantwoord deze vragen zelfstandig op een blaadje. Schrijf volle zinnen, niet een paar losse woordjes. Als je klaar bent, mag je de woorden van H2.5 oefenen.