6 februari Verder met grammatica ZD 5.3 en 5.5

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

6 februari Vervolg Grammatica ZD 5.5 WG of NG

Havo 2 periode 3 

week 21 2e les (6 februari)

Welkom H2a

plattegrond: 

Welkom H2b 

plattegrond: 

Planning

Lezen >> 10 min. 

Startopdracht: 

Zinsdelen benoemen

~pauze~

Zelfstandig werken 

Afsluiting: huiswerk in agenda

Startopdracht

Noteer deze  afkortingen. Zet de betekenis en uitleg erachter. 

ZD = 

PV =

OW =

WG =

NG =

LV =

MV =

BB = 

Doel cursus 5 Zinsdelen

• Je weet wat dit zijn: 

- Zinsdelen

- PV - OW - WG - NG - LV - MV - BB

5.1 Grammatica ZD leerjaar 1 (herh.)

• Zinsdelen: groepje woorden die bij elkaar horen. Kan je voor de pv zetten.

• pv: verandert als je de zin in een andere tijd zet (tijdproef) vraag-/aantalproef
• ow = wie/wat + pv? 
• wg : alle ww in de zin (die een ACTIE aangeven)
• lv: wie/wat + wg + ow? 
• mv: aan/voor wie + pv + ow + lv? 
• bb: antwoord op de vragen waar(aan/-heen)? waarom? hoe? etc.

       

5.3 Grammatica ZD havo 2

• Het belangrijkste werkwoord in de zin is een koppelwerkwoord. 
• Koppelwerkwoorden: ZWaBBeLS + HDV , zijn - worden - blijven - blijken - lijken - schijnen - heten - dunken - voorkomen
  

• Naamwoordelijk gezegde: bestaat uit ww-deel en nw-deel. 
• Het ww-deel bestaat uit pv + overige ww van de zin (hww + kww)
• Het antwoord op de vraag "Wat + pv + ow + overige ww?" is het naamwoordelijk deel.

• 
  

Bewaarblad!

Leer al deze zinsdelen uit je hoofd.

Tip: 

Oefen veel met het benoemen van zinsdelen. Pak als je het niet weet je bewaarblad erbij. Zorg dat je uiteindelijk alle zinsdelen uit je hoofd weet te herkennen en te benoemen. 

5 Grammatica: WS/ZD

Woordsoorten {

}Zinsdelen

Z

W

a

B

B

e

L

S

+

H

D

V

Naamwoordelijk gezegde =

werkwoordelijk deel 

=  alle ww (dus kww + hww) 

+ naamwoordelijk deel = wat + ww? 

Notatie NG: 

pv [nwd] overige ww

bsa: zie notities

voorbeeldzinnen: 

Hij wordt bakker. 

Hij wil bakker worden. 

Ria blijkt mijn buurvrouw. 

Deze toets scheen erg belangrijk.

Ondanks zijn bekendheid is Bas gewoon gebleven. 

 

Inoefenen

opdracht 3 en 5  blz. 211 met elkaar. 

Noteer in je schrift de antwoorden. 

Opdracht 3: antwoorden. 

Opdracht 5: hele zin in zinsdelen, daaronder benoemen. 

 

Notatie NG: 

pv [nwd] overige ww

Inoefenen opdracht 3 

3a. lijken [gevaarlijk] te zijn

  b. 

Notatie NG: 

pv [nwd] overige ww

Inoefenen opdracht 5 

5a. Helaas | is | het beste restaurant van het dorp | dichtgegaan. 

pv =

ow =

wg/ng* =

lv =

mv =  

bb = 

* streep door wat niet van toepassing is.

Eerst zin opschrijven en in zinsdelen verdelen! 

~pauze~

Aan het werk

Maak opdracht 1 blz. 210 en opdracht 2 van blz. 211. 

Notatie NG: 

pv [nwd] overige ww

Afsluiting

Check de doelen bij jezelf: 

1. Ik weet de grammatica zinsdelen uit leerjaar 1 te benoemen. 
2. Je weet of een zin een WG of een NG heeft. 
3. Je kan het NG benoemen en noteren. 

Volgende les 11 februari: 

Vervolg zinsdelen 

 Huiswerk: 

5.3 blz. 210/211 opdracht 1 , opdracht 2, opdracht 3 (afmaken) en opdracht 5 (afmaken). 

Antwoorden van 2 en 5 in je schrift!

Huiswerk check✓

Online 7.10 Engelse ww opdracht 1 en 2 af ? 

Boek 5.3 blz. 210 en 211 opdracht 1 

1 a Merel is in het weekend weleens dj op bruiloftsfeesten.

b In het Lingebos vind je veel bijzondere paddenstoelen.

c Tijdens de laatste voetbalwedstrijd heeft niemand een doelpunt gescoord.

d Bryant zal altijd de beste vriend van Wouter blijven.

2 a zijn

b doen

c doen

d zijn

Huiswerk check✓

Boek 5.3 blz. 211 opdracht 2

1 a pv = was

ow = Mijn zelfgebakken roombotercake

b pv = Blijf/blijf

ow = jij

c pv = wil

ow = Jort

d pv = was

ow = Johan Cruyff

e pv = schijnen

ow = Legpuzzels van meer dan duizend stukjes

f pv = leek

ow = De trainer

Huiswerk check✓

2 a Wat was mijn zelfgebakken cake geworden?

antwoord = een mislukking

ng = was [een mislukking] geworden

b Wat blijf jij?

antwoord = geduldig

ng = Blijf [geduldig]

c Wat wil Jort worden?

antwoord = verpleger

ng = wil [verpleger] worden

d Wat was Johan Cruyff?

antwoord = de allerbeste voetballer ter wereld

ng = was [de allerbeste voetballer ter wereld]

e Wat schijnen legpuzzels van meer dan duizend stukjes?

antwoord = behoorlijk lastig

ng = schijnen [behoorlijk lastig]

f Wat leek de trainer?

antwoord = helemaal niet zo streng

ng = leek [helemaal niet zo streng]