14 jan.: WW-spelling 7.10 en Grammatica ZD 5.3

14 jan.: WW-spelling 7.10 Engelse ww en Grammatica ZD 5.3 Naamwoordelijk gezegde
Havo 2 periode 3 
week 18 1e les (14 januari)

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

14 jan.: WW-spelling 7.10 Engelse ww en Grammatica ZD 5.3 Naamwoordelijk gezegde
Havo 2 periode 3 
week 18 1e les (14 januari)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom H2a
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom H2b 
plattegrond: 

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Lezen >> 10 min. 
Startopdracht
Instructie 7.10 Engelse ww-spelling 
~pauze~
Instructie 5.3 Naamwoordelijk gezegde 
Afsluiting


timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startopdracht
Basisschool De Wegwijzer (doneren)
Edukans 1000 euro.

1. Schrijf de pv goed op. 
2. Verdeel de zin in zinsdelen. 
3. Benoem alle zinsdelen. 

timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel 7.10 WW-spelling



  •  Je leert hoe je de werkwoorden moet spellen. 
  • Je leert hoe je Engelse werkwoorden moet spellen. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Cursus 7 § 10 Engelse werkwoorden blz. 240 



Welke ken jij?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.10 Engelse werkwoorden blz. 240
Engelse werkwoorden vervoeg je op 
dezelfde manier als Nederlandse ww.


ik         stam       -  stam + te/de
ander  stam + t   -  stam + te/de
wij       hele ww   -  stam + ten/den
voltooid deelwoord: langer maken/ 't sexy fokschaap
ik check/check jij? | checkte
hij check               | checkte
wij checken             | checkten
Wij hebben gecheckt

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. de stam,/ik-vorm eindigt op een klinker, 
zoals bij rugbyen: ik rugby
DAN ALTIJD -DE(N) in V.T. en -d bij volt.dw.  

ik rugby - rugbyde
hij rugbyt - rugbyde
wij rugbyen - rugbyden
ik heb gerugbyd

Nu jij bij hockeyen

ik   hockey - hockeyde
hij  hockeyt - hockeyde
wij hockeyen - hockeyden
wij hebben gehockeyd
3 uitzonderingen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. de stam,/ik-vorm eindigt op een -e, 
zoals bij breakdancen: ik breakdance
de -e blijft steeds staan. 't sexy-fokschaap geldt voor de medeklinker voor de -e.   

ik breakdance - breakdancete
hij breakdancet - breakdancete
wij breakdancen - breakdanceten
wij hebben gebreakdancet.
Nu jij bij timen: 

ik   time - timede
hij timet - timede
wij timen - timeden
ik heb getimed.
3 uitzonderingen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. ww met dubbele medeklinker:  de stam,/ik-vorm heeft wel 1 medeklinker, zoals bij skimmen - ik skim
taggen - ik tag
stressen - ik stres
volleyballen - ik volleybal

paintballen (woorden die je uitspreekt zoals in het Engels) 
ik paintball - ik paintballde 
ik heb gepaintballd
Maar:
Nu jij met 
flossen - ik 
grillen - ik  
crossen - ik 
Nu jij met
appen - ik 
3 uitzonderingen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervoegen Nederlandse werkwoorden
ik/...jij?        STAM

de ander   STAM + t

meer          HELE WW
pv in de t.t. 
pv in de v.t.  
ik / ander   STAM + te
                                 + de
meer            STAM + ten
                                  + den
----------------------------------
volt.dw. 't ex-fokschaa
en 
Engelse 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervoegen Engelse werkwoorden
Joggen: 
ik     jogjogde
hij   jogt - jogde
wij  joggen - jogden 
ik     heb gejogd



Racen:
ik   race - ik racete
hij  racet - hij racete
wij racen - wij raceten
ik   heb geracet

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inoefenen
We gaan deze Engelse werkwoorden vervoegen. 
Je gebruikt het ww-schema (stam + ..... )
ik/hij/wij t.t. en v.t. en het voltooid deelwoord. 

Monopolyen: 
Deleten: 
Scrollen: 
Rappen: 
Mixen: 

timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

ik monopoly  - monopolyde
jij monopolyt - monopolyde
wij monopolyen - monopolyden
ik heb gemonopolyd

ik delete - deletete
hij deletet - deletete
wij deleten - deleteten
wij hebben gedeletet 
scrollen: ik scrol, hij scrolt, wij scrolden, zij hebben gescrold;
rappen: ik rap, hij rapt, zij rapte, jullie hebben gerapt;
mixen: ik mix, jij mixt, hij mixte, wij hebben gemixt;
hockeyen: ik hockey, zij hockeyt, jullie hockeyden, ik heb gehockeyd.

Aan het werk
Maak online de opdrachten van cursus 7 spelling 
paragraaf 10 Engelse ww  opdracht  1 en 2 af.
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel 5.3 ZD Naamwoordelijk gezegde





  • Je leert het naamwoordelijk gezegde (NG) in een zin vinden. 


Je kent al het werkwoordelijk gezegde (WG) = 
alle werkwoorden in een zin die een actie aangeven. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5 Grammatica: WS/ZD
Woordsoorten {
}Zinsdelen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.3 Naamwoordelijk gezegde (NG)




  • Het onderwerp ís iets (ZWaBBeLS + HDV: de koppelwerkwoorden! ) 
 
bijv. Hij wordt later bakker. Belangrijkste ww = wordt ==>koppelww.  
Dit is het werkwoordelijk deel. (ook het hulpww als die er is)

  • + het zinsdeel dat erbij hoort: Wat wordt hij? Bakker. 
Dit is het naamwoordelijk deel. Dit noteren we tussen [nwd]
  • Notatie NG: pv [nwd] overige ww; dus: NG = wordt [bakker] 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.3(NG) voorbeeldzin




Al vanaf zijn kleutertijd  | wil  | Jort | verpleger | worden.

  • Het onderwerp wórdt iets (ZWaBBeLS + HDV: de koppelwerkwoorden! ) 
 Jos wordt iets. Belangrijkste ww = worden ==>koppelww.  (hww = wil)
Dit is het werkwoordelijk deel: wil worden
  • + het zinsdeel dat erbij hoort: Wat wil Jort worden? Verpleger
Dit is het naamwoordelijk deel. Dit noteren we tussen [nwd]
  • Notatie NG: pv [nwd] overige ww; dus: NG = wil [verpleger] worden

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordelijk gezegde = alle ww uit de zin (die actie aangeeft)



  • het hoofdwerkwoord = een zelfstandig werkwoord: het belangrijkste werkwoord in een zin dat een actie aangeeft 
                                - Ik ga naar de bakker. Ik ben naar de bakker gegaan
                                - Mijn oom voetbalt graag. Mijn oom heeft graag gevoetbald.
  • het hulpwerkwoord: 
          =>  'helpt' het belangrijkste ww in de zin. Kan uit de zin gehaald worden,
                               - Ik ben naar de bakker gegaan. 
                               - Mijn oom heeft graag gevoetbald. 
       Zinnen met een WG kunnen een LV en MV hebben. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamwoordelijk gezegde = kww +  hww + naamwoordelijk deel 



  • het hoofdwerkwoord = een koppelwerkwoord 
                                       ZWaBBeLS 
  • het hulpwerkwoord: 
          =>  'helpt' het belangrijkste ww in de zin. Kan uit de zin gehaald worden.
                         
  • het naamwoordelijk deel = antwoord op de vraag Wat + pv + ow + ww? 
         In zinnen met een NG zit nooit een LV !

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat
1. zinsdelen bepalen 
2. zinsdelen benoemen 
3a. doet het ow iets? ==>WG
    lv: wie/wat + pv + ow + gezegde?
-met wie/wat wordt iets gedaan?-
    mv: aan/voor wie + pv + ow + lv? 

3b. ís het ow iets ?==>NG  (nw-deel: wat + pv + ow + overige ww)



timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamwoordelijk gezegde
herhaling
  1. Uit welke twee delen bestaat het NG ?
  2. Wat is er aan de hand met het OW in een NG ? 
  3. Welke vraag stel je m.b.t. het NG? 
  4. Hoe noteer je het NG? 


1. Werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel 
2. Ís iets (blijkt iets, schijnt iets, lijkt iets, e.d.) 
3. Wat + pv + ow + overige ww.?= nwdeel 
4. pv [nwd] overige ww

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inoefenen 1
Zij is een reus van een vrouw geworden. 

1. Verdeel in zinsdelen. 
2. Benoem elk zinsdeel
3. Doet of is het ow iets? Dus WG of NG? 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inoefenen 2
Zij heeft een cadeau gekocht voor Lucas. 

1. Verdeel in zinsdelen. 
2. Benoem elk zinsdeel
3. Doet of is het ow iets? Dus WG of NG? 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak opdracht 1 en 2 van blz. 210 en 211 
timer
5:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 
  1. Ik kan de pv op de juiste manier spellen en het ww-schema gebruiken. 
  2. Ik weet de grammatica zinsdelen uit leerjaar 1 te benoemen. 
  3. Je weet of een zin een WG of een NG heeft. 
  4. Je kan het NG benoemen en noteren. 
timer
5:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les 16 januari: 
7.9 Nederlandse en 7.10 Engelse ww vervoegen
5.5 Grammatica ZD WG of NG

 Huiswerk: 
Online 7.10 Engelse ww opdracht 1 en 2 af.
Boek 5.3 blz. 210 en 211 opdracht 1 en 2 af.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies