5/12 d, t en ik-vorm

timer
20:00
Pak je laptop en spullen.
Log in op deze LessonUp.
Draai je laptop om of doe je hoes om het beeldscherm.
Ga in stilte lezen!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

timer
20:00
Pak je laptop en spullen.
Log in op deze LessonUp.
Draai je laptop om of doe je hoes om het beeldscherm.
Ga in stilte lezen!

Slide 1 - Tekstslide

Spelling
woorden die eindigen op d of t
+
tegenwoordige tijd - ik vorm
(tt)

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
  • Voorlezen/kleuren
  • instructie/quiz
  • Afsluiten 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan ik woorden die eindigen op een d of een t goed spellen
  • kan ik de ik-vorm in de tegenwoordige tijd correct spellen

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf je d of t?
Woorden kunnen eindigen op een t-klank. Die t-klank schrijf je: 
- bij sommige woorden als een -t: zwart, kast, (het is) gepast; 
- bij andere woorden als een -d: paard, bed, (ik heb) gehuild.

Als een woord géén persoonsvorm is, gebruik je de verlengproef. Maak het woord langer door er -e, -en of -ig achter te zetten: 
- Als je dan een t hoort, schrijf je een -t aan het eind: 
zwarte → zwart; olifanten → olifant; krachtig → kracht
- Als je dan een d hoort, schrijf dan een -d aan het eind: 
gevraagde → gevraagd; verbanden → verband; aardig → aard

Slide 5 - Tekstslide

Ik-vorm
- De ik-vorm is de kortste vorm van een werkwoord. 
- Het is het woord dat in de tegenwoordige tijd achter ‘ik’ komt te staan. 
- De ik-vorm is het begin van speciale spellingsregels voor de spelling van de werkwoorden (ik-vorm + t).

Slide 6 - Tekstslide

stam of ik-vorm schrijven
De stam is het hele werkwoord (infinitief) min de 'en'.
Vaak is de stam gewoon de ik-vorm

- hele werkwoord: denken → ik denk → de ik-vorm van denken is denk --> stam = ik-vorm
- hele werkwoord: slapen → ik slap → de ik-vorm van slapen is slaap --> stam = niet ik-vorm


Slide 7 - Tekstslide

stam of veranderen ik-vorm?
De ik-vorm eindigt nooit op een v of een z: --> de v wordt een f en de z wordt een s
- proeven → ik proef → de ik-vorm is proef
- reizen → ik reis → de ik-vorm is reis.
De ik-vorm eindigt nooit op twee dezelfde medeklinkers: --> er gaat een medeklinker af
- bukken → ik buk → de ik-vorm is buk
- zetten → ik zet → de ik-vorm is zet
- schudden → ik schud → de ik-vorm is schud.
Je past de klinker aan naar de klank --> lange klank, kort geschreven --> verdubbel de klinker
- wonen - ik woon
- blozen - ik bloos

Slide 8 - Tekstslide

ik-vorm schrijven als jij/je het onderwerp in de zin is
Als het woord 'jij' direct achter de persoonsvorm staat en jij ook het onderwerp van de zin is, = de ik-vorm.

Als het woord 'je' direct achter de persoonsvorm staat en je ook het onderwerp van de zin is, = de ik-vorm.

Ander trucje voor je:
Als je het woord 'je' kan veranderen in jij en het staat direct achter de persoonsvorm = de ik-vorm


Slide 9 - Tekstslide

ik-vorm schrijven als jij/je het onderwerp in de zin is
-ruiken → ik ruik → de ik-vorm is ruik
--> Ruik jij die warme chocolademelk? Jij = onderwerp --> ik-vorm
Ruikt je zus die warme chocolademelk? Je = niet het onderwerp -  je zus = onderwerp --> ik-vorm + t  
(Trucje: je = jouw)
- lopen → ik loop → de ik-vorm is loop.
 --> Loop je even mee naar de supermarkt? Je  = onderwerp --> ik-vorm
(Trucje: Je = jij)
Loopt je vader even mee naar de supermarkt? Je = niet het onderwerp - je vader = onderwerp --> ik-vorm + T
(Tiucje: je = jouw)

Slide 10 - Tekstslide

Is het tegenwoordige tijd (tt)?
1. Is het meervoud  (wij, jullie, zij)?   Ja -->  Infinitief = hele werkwoord  Wij lopen naar huis. - Lopen zij naar huis?

Nee, dan is het enkelvoud --> keuzes:  ik-vorm of ik-vorm+t

2. Staat  er ik? Ja --> ik-vorm  Ik loop naar huis
  Of  staat er Je/jij DIRECT ACHTER de persoonsvorm en je/jij is het onderwerp in die zin? (trucje: bij  'je' kan JE  VOOR JIJ VERVANGEN) 
Ja --> ik-vorm  Loop je naar huis. - Loop jij naar huis?



Slide 11 - Tekstslide

persoonsvorm 


Ik vind (vinden -en
Ik word (worden -en)
Ik leef (leven -en --> lev - leef)*
Ik loop (lopen -en --> lop - loop)*
geen persoonsvorm

langer maken
lachend -> lachende
levend -> levende
lopend -> lopende
ingeslikt -> ingeslikt

Slide 12 - Tekstslide

Werk voor deze les:
Blz. 58/59, 3, 4 en 6.
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!




Wat niet af is = huiswerk!
Klaar = lezen
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Ik kan woorden die eindigen op een d of een t goed spellen
en ik kan de ik-vorm in de tegenwoordige tijd correct spellen
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan ik woorden die eindigen op een d of een t goed spellen
  • kan ik de ik-vorm in de tegenwoordige tijd correct spellen

Slide 15 - Tekstslide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 16 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 17 - Open vraag