Grammatica hst. 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Hoofdletters en leestekens

kader 3 - hst. 1

Instructie regels van zinnen

1. Een zin heeft een begin en een eind.

2. Een zin begint altijd met een hoofdletter.

3. Een zin eindigt met een leesteken: 

• Een punt staat aan het eind van een gewone zin.
• Een vraagteken staat aan het eind van een vraagzin.
• Een uitroepteken staat na een uitroep. 

Zo gebruik je hoofdletters

• Aan het begin van een zin
• Bij (aardrijkskundige) namen
• Begin van een citaat (na de dubbele punt)
• Feestdagen

Uit hoeveel hoofdletters bestaat de naam van onze school?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

In welke zin is/zijn de hoofdletter(s) fout gebruikt?

1. Piet speelt de rol van Sinterklaas.
2. Rachel viel vorig jaar hard tegen Peter aan.
3. De hema is echt een hele leuke winkel.

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

Komma

Wanneer gebruik je een komma?

• Tussen twee persoonsvormen;
• Tussen delen van een opsomming;
• Na een naam of uitroep aan het begin van een zin;
• Voor verbindingswoorden zoals: dat, omdat, terwijl, toen, want.
  

Wat is goed?

1. kommaas
2. kommas
3. komma's
4. kommaa's

In welke zinnen zijn de komma's juist gebruikt?

1. De vlag van Nederland bestaat uit de kleuren: rood, wit en blauw.
2. Als je gulp openstaat moet je hem snel dicht doen.
3. Selma, ga je mee naar het zwembad?
4. Piet gaat weg, omdat hij ziek is.

Huiswerk

Maken: opdracht 7 (helemaal uitschrijven) +
                opdracht8 (allen de twee woorden  opschrijven en daartussen de : zetten)