wk 45 Grammatica Woordsoorten

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

leesboek, lesboek, laptop,
schrift en etui

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom 
Nederlands

Je legt klaar:

leesboek, lesboek, laptop,
schrift en etui

Slide 1 - Tekstslide

Periode 1
  • Week 45:                        Fictiedossier inleveren
  •                                            Oefenen en leren van werkwoordspelling en                                                               Grammatica Woordsoorten
  • Week 46:                                   ,,                                  ,,
  • Week 47:                         Toets Spelling werkwoorden en Grammatica 
  •                                              Toets vrijdag 22 november

Slide 2 - Tekstslide

Lesboek         Inhoud voor toets
Markeer  in Cursus 7:
TH: par. 9 t/m 14
HA/A: par. 9 t/m 13 en 15
Markeer in Cursus 5:
TH: par. 1, 3, 5, 7,9 en 11
HA/A: par.2,4,6,8,10,12,14 en 16

Slide 3 - Tekstslide

Lesplanning
1. Instructie Woordsoorten pers. en bez. vnw., zww, kww,hww, wederkerig en wederkerend vnw.
2. Zelfstandig werken aan huiswerk.
3.Informatieve tekst inleveren?
4. Fictiedossier inleveren

Slide 4 - Tekstslide

Lesplanning
1. Instructie Woordsoorten voegwoord, aanwijzend vnw, vragend vnw. (HA/A), onbep.vnw (A).
2. Zelfstandig werken aan huiswerk.
3. Uitdelen informatieve tekst.
4. Vragen fictiedossier.

Slide 5 - Tekstslide

Doelen
  • TH: je kan het voegwoord herkennen.
  •        je kan het aanwijzend voornaamwoord herkennen
  • HA: je kan het aanw. en vragend voornaamwoord herkennen
  •         je herkent de telwoorden
  • A: je kan het aanw., vragend en onbepaald voornaamwoord herkennen
  •     je herkent de telwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Doelen
  • TH: je kan het  pers. en bez. vnw., herkennen.

  • HA: je kan het zww, kww, hww, herkennen     

  • A: je kan het wederkerig en wederkerend vnw.   herkennen

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
  • Je leert de woordsoort van elk woord.
  • Dit is handig voor .....:
  • je weet de plek van de woorden in de zin.
  • hoe je iets duidelijker kunt beschrijven.
  • de woorden tot zinnen kan voegen.
  • het leren van een andere vreemde taal. 

Slide 8 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je al?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Voegwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Voegwoorden
  • 'Voegen' / verbinden woorden, woordgroepen, zinnen en alinea's  
  • Je kent ze als signaalwoorden in teksten!

Slide 12 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 13 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Wat wordt aangewezen? Welk woord geeft dit aan?

  • De bestuurder van deze mooie auto is nog heel jong.
  • In die zwart glimmende auto rijdt een oude dame.
  • De monteur kijkt de auto nog even goed na, voordat deze wordt verkocht.

Slide 14 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Wat wordt aangewezen? Welk woord geeft dit aan?

  • De bestuurder van deze mooie auto is nog heel jong.
  • In die zwart glimmende auto rijdt een oude dame.
  • De monteur kijkt de auto nog even goed na, voordat deze wordt verkocht.

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk af?
TH: par.3 Voegwoord en par.7 Aanwijzend voornaamwoord
Maak alle opdrachten die voor jou klaar staan.
HA: par.4 Aanwijzend en vragend voornaamwoord
         par.8 Telwoord
A: par. 6 Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord
         par.8 Telwoord
Score <80%, laat de opdracht weer open zetten!


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Leer de theorie!
  • Aanwijzende voornaamwoorden:
  • deze, die, dit, dat, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, dezelfde, hetzelfde
  • Vragende voornaamwoorden:
  • wie, wat, welk(e), wat voor (een)
  • Onbepaald voornaamwoord:
  • niets, (zo)iets, alles, het, wat, iemand, niemand, iedereen, men, ene, (een) zekere, een of ander(e), ieder(e), elk(e),
  •  menig(e), menigeen

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk vrijdag 8 november
HA:  par.4 Aanwijzend en vragend voornaamwoord
         par.8 Telwoord
         Maak alle opdrachten die voor jou klaar staan.
        Score <80%, laat de opdracht weer open zetten!A:

A:    par. 6 Aanwijzend, vragend en onbepaald voornaamwoord
         par.8 Telwoord

Slide 22 - Tekstslide

Persoonlijk en bezittelijk vnw
  • Maak een zin met zes woorden.

  • Noteer de woordsoorten onder de woorden.

  • Welke woordsoorten heb jij gebruikt in je zin?


Slide 23 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 24 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord
Dat is mijn boek
Mijn = bezittelijk voornaamwoord.

Dat boek is van mij.
Mij = persoonlijk voornaamwoord.

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk 
TH: 
Huiswerk afmaken: par. 3 en 7!
par.5 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.
Maak alle opdrachten die voor jou klaar staan.
Score <80%, laat de opdracht weer open zetten!


Slide 26 - Tekstslide

ZWW, KWW, HWW
  • Maak een zin met meer werkwoorden.
  • Welke werkwoorden heb jij gebruikt?
  • We gaan de soorten werkwoorden leren benoemen.

Slide 27 - Tekstslide

Zelfstandig WerkWoord
  • Is het werkwoord een doe-woord?
  • Weet je wat er wordt gedaan of gebeurt in de zin? 

  • Dat is het zelfstandig werkwoord.

Slide 28 - Tekstslide

Hulp WerkWoord
  • Kun je het werkwoord weglaten in de zin?
  • Je moet natuurlijk nog wel kunnen lezen wat er gebeurt in de zin. 

  • Dit werkwoord helpt het gezegde te vormen.
  • Dat is het hulp werkwoord.

Slide 29 - Tekstslide

Koppel WerkWoord
  • Maak de volgende zin af:
  • Hij is  ......  .........  .
  • Wat is het onderwerp in je zin?
  • Wat 'is' het onderwerp?

  • is  =  koppelwerkwoord
  • zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Slide 30 - Tekstslide

         Woordsoorten - ZWW, KWW, HWW
In zinnen staan werkwoorden. Er zijn drie soorten werkwoorden:

  • zelfstandig werkwoord (zww)
  • koppelwerkwoord (kww)
  • hulpwerkwoord (hww)

Slide 31 - Tekstslide

wederkerig en wederkerend voornaamwoord.

Wij horen elkaar niet in het grote en lawaaierige stadion.

Hij verslikt zich in de appel.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Woordsoorten - ZWW, KWW, HWW
Zelfstandig werkwoord
  • een zin kan maar één zelfstandig werkwoord bevatten
  • als in een zin maar één werkwoord staat dan is dat werkwoord het zelfstandig werkwoord
  • als een zin meer werkwoorden bevat, staat het zelfstandig werkwoord vaak achter in de zin. 

In de zomer gaat Mae graag op vakantie.

Slide 34 - Tekstslide

 Woordsoorten - ZWW, KWW, HWW
Hulpwerkwoord
  • een zin meer werkwoorden bevat, dan bevat de zin naast een zelfstandig werkwoord ook één of meer hulpwerkwoorden. 

In de zomer wil Mae graag op vakantie gaan.

Slide 35 - Tekstslide

Woordsoorten - ZWW, KWW, HWW
Koppelwerkwoord
  • zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
  • een zin bevat een zelfstandig werkwoord óf een koppelwerkwoord. 
  • als er meer werkwoorden zijn, staat het koppelwerkwoord vaak achter in de zin. 

Een horrorfilm is erg spannend.
Een horrorfilm kan echt spannend zijn.

Slide 36 - Tekstslide

Noteer de hww, zww, kww.
Menigeen zou het liefst voorgoed in Zuid-Frankrijk blijven wonen.

Slide 37 - Open vraag

Huiswerk 
TH: Huiswerk afmaken: par. 3 en 7!
par.5 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord.
HA: Huiswerk afm.: par 4 en 8!
par.6, zww, hww en kww
A: Huiswerk afm.: par.6 en 8! par.4
Maak alle opdrachten die voor jou klaar staan.
Score <80%, laat de opdracht weer open zetten!


Slide 38 - Tekstslide