Boekhouden

Herhaling Boekhouden
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfsadministratieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Boekhouden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Balans

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Is de balans altijd in evenwicht?
Of zijn er uitzonderingen
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De balans heeft altijd twee kanten:



De linkerkant wordt ook wel activa en debet kant genoemd.

Hier staan alle bezittingen  
De rechterkant wordt ook wel passiva en credit kant genoemd.

Hier staan alle schulden en het eigen vermogen  

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Balans 

‘’ Een overzicht van de bezittingen, schulden en eigen vermogen van een onderneming op een bepaald moment’’



 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgorde van de balans

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Een rekening van schuld open je in het grootboek
A
debet
B
credit
C
niet

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een rekening van bezit open je in het grootboek
A
debet
B
credit
C
niet

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 10 - Sleepvraag

Lang vreemd vermogen is minimaal 1 jaar.

Activa welke regulier langer dan 1 jaar op de balans van een onderneming staan worden aangeduid als vaste activa, als vlottende activa worden alle zaken beschouwd welke over het algemeen binnen de termijn van 1 jaar in geld zijn om te zetten, zoals debiteuren en voorraden.
Liquide middelen
Vaste activa
Vlottende activa
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Gebouw
Bedrijfsterrein
Rabobank rekening
Kas
Debiteuren
Aandelen
Lening (5 jaar)
Hypothecaire lening
Crediteuren
Lening (<1 jaar)

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Balans
Winst en verliesrekening
Huurkosten 
Voorraad goederen 
Kas
ING-bank
Inkoopwaarde verkopen 
Gebouwen

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de voorbeelden bij de juiste rubriek 
Rubriek 9
Rubriek 4
Rubriek 0
Rubriek 7
Eigen vermogen 
Voorraad 
Langlopende schulden 
Autokosten 
Winsten en verliezen 
Personeelskosten 

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke zijde van de balans komen bezittingen te staan?
A
Debet
B
Crediteuren
C
Debiteuren
D
Credit

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke zijde van de balans komen de schulden te staan?
A
Debet
B
Passiva
C
Activa
D
Credit

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de rekening van bezit groter wordt boek je hem
A
Debet
B
Credit

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Als een rekening van schuld kleiner wordt boek je hem:
A
Debet
B
Credit

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een rekening van bezit kleiner wordt boek je hem:
A
Debet
B
Credit

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een rekening van schuld groter wordt boek je hem:
A
Debet
B
Credit

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een betaling per bank van een leverancier veranderen de volgende balansrekeningen:
A
Debiteuren en Bank
B
Debiteuren en Crediteuren
C
Crediteuren en Bank
D
Kas en Crediteuren

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een financieel feit is
A
gebeurtenis waarbij geld wordt uitgegeven
B
gebeurtenis die leidt tot veranderingen in de samenstelling van de balans
C
een feit waarbij iets gebeurt met de financiën
D
een verandering alleen in het eigen vermogen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grootboekrekeningen zijn
A
bankrekeningen
B
berekeningen
C
balansposten
D
spaarsaldo's

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een bank betaling aan een leverancier, veranderen
A
bank en debiteuren
B
eigen vermogen en bank
C
bank en crediteuren
D
voorraad goederen en bank

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een bank ontvangst van een debiteur veranderen
A
bank en debiteuren
B
kas en eigen vermogen
C
bank en crediteuren
D
bank en voorraad goederen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inkoopfactuur
Bij een inkoopfactuur veranderen:
1 voorraad goederen, want je voorraad neemt toe bij een inkoop
2 crediteuren, want je schuld neemt toe als je op rekening inkoopt bij de groothandel (leverancier)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopfactuur
Bij een verkoopfactuur veranderen
1 voorraad goederen, want je voorraad vermindert in je magazijn
2 debiteuren, want je van je klanten ontvang je het geld later
3 Hulp rekeningen eigen vermogen, IWO voor de inkoopprijs en de omzet voor de verkoopprijs

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als de onderneming de ingekochte goederen via de bank betaalt dan...
A
Neemt de crediteuren toe
B
Neemt de crediteuren af
C
Neemt de debiteuren toe
D
Neemt de debiteuren af

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste naam naar de juiste factuur (je werkt voor Hands on trends)
Inkoopfactuur 
Verkoopfactuur

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies