VEI 14.1 M4 Een constant inwendig milieu 2024

Nodig
Je boek 4B blz. 164 + etui  

PTA cijfer krijg je nog niet terug

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nodig
Je boek 4B blz. 164 + etui  

PTA cijfer krijg je nog niet terug

Slide 1 - Tekstslide

14.1 Een constant inwendig milieu

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel bij 14.1 Een constant inwendig milieu
  • Je kunt beschrijven hoe bij de mens een vrij constant inwendig milieu wordt gehandhaafd

Slide 3 - Tekstslide

Inwendig milieu: Weefselvloeistof en bloedplasma
Uitwendig milieu: Lucht in longen en inhoud darmkanaal
Inwendig milieu:
  • De samenstelling van het inwendige milieu wordt constant gehouden  door opname, opslag en uitscheiding van stoffen.
  • Hormonen, zintuigen en zenuwcellen spelen hierin een belangrijke rol.
  • De huid en de slijmvliezen vormen een barrière (grens) tussen het inwendige en uitwendige milieu.

weefselvloeistof hoort bij inwendig milieu

Slide 4 - Tekstslide

Welk orgaan doet aan uitscheiding?
A
Spieren
B
Lever
C
Nieren
D
Geel beenmerg

Slide 5 - Quizvraag

Zo wordt de samenstelling van het inwendig milieu constant gehouden (opname, opslag en uitscheiding)

Slide 6 - Tekstslide

Opname
Een tekort aan bepaalde stoffen wordt voorkomen, doordat regelmatig stoffen worden opgenomen uit het uitwendige milieu
Bijvoorbeeld:
  • Darmkanaal: opname voedingsstoffen
  • Longen: opname van zuurstof

 

Slide 7 - Tekstslide

Opslag
Stoffen waarvan een teveel aanwezig is in het inwendige milieu, worden in bepaalde organen opgeslagen
  • In lever: glucose, mineralen, vitamines
  • In spieren: glucose                                                                                   (wordt omgezet in glycogeen)
  • Onder de huid: vet 
  • In geel beenmerg (lange beenderen): vet

Slide 8 - Tekstslide

Uitscheiding
Overtollige en/of schadelijke stoffen worden aan het inwendige milieu onttrokken en uit het lichaam verwijderd

  • Nieren: water en afvalstoffen 
  • Lever: afvalstoffen
  • Longen: koolstofdioxide

Slide 9 - Tekstslide

Waar liggen de eilandjes van Langerhans?
A
In de huid
B
In de alvleesklier
C
In de lever
D
In de nieren

Slide 10 - Quizvraag

Eilandjes van Langerhans
De alvleesklier produceert insuline en glucagon
  • Regelen het glucose gehalte van het bloed. Het glucose gehalte wordt zo constant gehouden.

Niet op te slaan in lichaam
Wel op te slaan in lichaam

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Glucosegehalte

Slide 13 - Tekstslide




Veel glucose in bloed:
  • veel insuline
  • weinig glucagon
  • glucose wordt glycogeen



Weinig glucose in bloed: 
  • weinig insuline
  • veel glucagon
  • glycogeen wordt glucose
Samenvatting

Slide 14 - Tekstslide

BS 14.2: De huid en het onderhuidse bindweefsel

Slide 15 - Tekstslide

Delen van de huid

Opperhuid: hoornlaag & kiemlaag
  • Liggen geen bloedvaten

Slide 16 - Tekstslide

Delen van de huid

Hoornlaag: dode cel resten: bescherming tegen beschadiging, uitdroging en ziekte verwekkers

Eelt: een erg dikke hoornlaag

 

Slide 17 - Tekstslide

Delen van de huid

Kiemlaag: (levende cellen): de onderste laag cellen deelt zich steeds. 
Hierdoor wordt de afslijtende hoornlaag aangevuld

Bevat pigment: beschermt tegen uv-straling
 

Slide 18 - Tekstslide

Delen van de huid

Haar met talgkliertje.
Talg houdt de haren en de hoornlaag soepel en remt de bacterie groei

Slide 19 - Tekstslide

Delen van de huid

Lederhuid: met zintuigen, zenuwen, haarspiertjes, bloedvaten en zweetklieren

Slide 20 - Tekstslide

Delen van de huid

Zweetklieren: produceren zweet.
  • Het zweet komt uit de poriën op de huid.
  • Door verdamping van zweet koelt het lichaam af.

Slide 21 - Tekstslide

Delen van de huid

Onderhuids bindweefsel:
  • Hierin ligt vet opgeslagen
  • Vet dient als reserve voedsel en heeft een warmte-isolerende werking

Slide 22 - Tekstslide

Lichaamstemperatuur:
  • Constante lichaamstemperatuur door balans tussen warmteproductie en warmte afgifte
  • Warmte productie: verbranding 
  • Warmte afgifte: via bloed en zweet


Slide 23 - Tekstslide

Bescherming tegen stijging:
  • Bloedvaten in je huid worden wijder
  • De huid wordt roder
  • Zweetklieren produceren meer zweet

Bescherming tegen daling:
  • Bloedvaten in je huid worden nauwer
  • Huid wordt bleker
  • Zweetklieren produceren minder zweet
  • Warmteproductie door verbranding neemt toe (rillen / klappertanden)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Opdrachten maken
BS 13.1 --> opdrachten 1 t/m 3 en 6
BS 13.2 --> 1, 2 en 4 


Slide 26 - Tekstslide

Thema 13: Gaswisseling en uitscheiding
Basisstof 7: De lever en de nieren

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Functie lever
  • Voedingsstoffen omzetten (eiwit > fibrinogeen)
  • Gal maken
  • Eiwitten afbreken 
  • Gifstoffen uit je lichaam halen (alcohol drugs en medicijnen)
  • De afvalstoffen die ontstaan verlaten je lever via de leverader. 
  • Glucose gehalte constant houden (uitleg volgt)

Slide 29 - Tekstslide

Leverbloedvaten
De lever heeft drie bloedvaten:
- de leverslagader (van aorta naar lever)
- De leverader (van de lever naar de holle ader)
- De poortader (van de dunne darm naar de lever

Slide 30 - Tekstslide

Functies lever
  • Glucosegehalte bloed constant houden
  • Voedingsstoffen bewerken
  • Gal produceren  
  • Afvalstoffen afbreken 
  • Eiwitten afbreken
  • Gifstoffen afbreken

Slide 31 - Tekstslide

Regeling glucose gehalte in het bloed
Wanneer te veel glucose -->
<--Wanneer te weinig glucose

Slide 32 - Tekstslide

Afvalstoffen afbreken lever
zoals dode rode bloedcellen
Hierdoor ontstaan galkleurstoffen --> geven ontlasting een bruine kleur

zoals eiwitten
Hierbij ontstaat Ureum dit wordt door de nieren uit het bloed gehaald

Slide 33 - Tekstslide

Hepatitis
  • Ontsteking van de lever door hepatitisvirus
  • Een besmet persoon heeft dan hepatitis 
Hepatitis B
- bloed, sperma, vaginaal vocht
- eerst milde verschijnselen
- later leverkanker of levercirrose

Slide 34 - Tekstslide

De onderdelen van je nieren en urinewegen
Een nier bestaat uit:
het nierschors, niermerg 
en de nierbekken.
Via je nierslagaders komt er
bloed met afvalstoffen in je
nieren. 

Slide 35 - Tekstslide

Werking nieren
- De nierschors en het niermerg scheiden samen water met afvalstoffen uit (urine). 
- Het nierbekken verzamelt de urine.

- Via urine leider naar de urineblaas (opslag)
- Verlaat lichaam via urinebuis

Slide 36 - Tekstslide

Samenstelling urine
Overschot van zouten uit het bloedplasma en ureum wordt door de nieren aan de urine toegevoegd
Veel zouten --> donkere urine
Weinig zouten (veel water) --> lichte urine

Slide 37 - Tekstslide


Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen
D
Koolstofdioxide verwijderen

Slide 38 - Quizvraag


Is nummer 4 de linker nier
of de rechter nier?
A
Links
B
Rechts

Slide 39 - Quizvraag

De buitenste laag van de nier wordt ...................................... van de nier genoemd
A
het niermerg
B
de nierschors
C
het nierkapsel
D
het niervlies

Slide 40 - Quizvraag

Vervoert de nierader bloed naar de nieren?
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quizvraag