week 44 oefenen toetsweek periode 1 2023-2024

Vandaag (week 44)
herhaling en oefenen voor de toetsweek

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag (week 44)
herhaling en oefenen voor de toetsweek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
-komen vaak voor in de spreektaal

-In zinnen met ‘ontkennende’ werkwoorden  wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd.
1. Wij hebben nooit geen problemen (nooit of geen).
2. De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op       het feest komen (voorkomen of geen).
3. Ik ben daar nooit niet geweest (nooit of niet)



Slide 5 - Tekstslide

de ronde cirkel
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 6 - Quizvraag

Zij is vrolijk en blij.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

overnieuw
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Contaminatie
D
is gewoon goed, niks mis mee

Slide 9 - Quizvraag

de mondelinge bespreking
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
is gewoon goed, niks mis mee

Slide 10 - Quizvraag

nachecken
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie
D
is gewoon goed, niks mis mee

Slide 11 - Quizvraag

De natte dauw lag als een sluier over de seringen.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Ik laat me niet van het kastje in het riet sturen!
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie

Slide 14 - Quizvraag

De plakkerige kauwgom bleef aan mijn schoen kleven.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie

Slide 15 - Quizvraag

Je moet je verplicht inschrijven voor deze cursus.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie

Slide 16 - Quizvraag

incongruentie
getal - onderwerp en persoonsvorm passen niet bij elkaar omdat de één enkelvoud is, en de ander meervoud.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

incongruentie 2
onjuist verwijswoord - het verwijswoord wijst grammaticaal niet juist terug naar het antecedent

Slide 19 - Tekstslide

veel gemaakte fouten
Het meisje die daar fietst.
het meisje = het
dus, 
Het meisje dat daar fietst.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is er fout in deze zin?

Maar twintig procent van de aanwezigen stemden voor.

A
verkeerd getal
B
onjuist verwijswoord

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is fout?

Een groot aantal mensen konden niet naar binnen, zij bleven buiten staan.
A
konden
B
bleven
C
allebei goed
D
allebei fout

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel fouten staan er in de volgende zin:

de meeste scholen in nederland beginnen
s' ochtends vroeg, behalve in de Kerstvakantie.
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel fouten staan er in de volgende zin:

De juffrouw begeleidden de kinderen langs het verwoestte huis.
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel fouten staan er in de volgende zin:

Hij fakede zijn ziekte en liep fluitent naar huis waar hij de beantwoordde vragen in de ijskast zetten.
A
5
B
4
C
3
D
2

Slide 25 - Quizvraag

Heb je nu inzicht in de toetsstof van spelling en stijlfouten?
-110

Slide 26 - Poll

toetsweek



Taalverzorging (A4, A5, blz 270 - 277), B5, ALLEEN blz 294)
Leesvaardigheid (B4 + B5, blz 42 t/m 49)
Leesvaardigheid les 33 uit H2/V2-boek, hoofdzaken en bijzaken

Woordenschat (alle woorden van de woordenlijsten van alleen de lessen Taalverzorging (A4, A5, B5, Leesvaardigheid B4, B5). 
Je moet een zin kunnen maken met de woordjes waaruit de betekenis blijkt.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide