Miniles over Faalangst

Wat weet je al over faalangst?
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb
AardrijkskundeHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat weet je al over faalangst?

Slide 1 - Woordweb

Faalangst

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Hoeveel procent van de bevolking heeft faalangst?

Slide 4 - Open vraag

Is het mogelijk dat faalangst in je karakter zit?
A
Nee, dat is een ontwikkeling doordat er meerdere keren iets niet goed is gegaan
B
Ja, faalangst kan in je karakter zitten
C
Nee, dat zit tussen je oren
D
Ja, het is erfelijk

Slide 5 - Quizvraag

Soorten faalangst
Onderscheid tussen positieve faalangst en negatieve faalangst
Negatieve faalangst:
-Motorisch
-Cognitief ==>Zowel passief als actief
-Sociaal

Slide 6 - Tekstslide

Positieve faalangst
Bij positieve faalangst blijven leerlingen leren totdat ze erbij neervallen. Leerlingen met positieve faalangst eisen het onmogelijke van zichzelf en werken hier nonstop aan. Op school werken deze leerlingen goed en merk je er weinig van,
 maar op een gegeven moment zullen deze leerlingen vastlopen, omdat zij simpelweg niet alles uit het hoofd kunnen leren (Horeweg, 2015, pp. 198). 

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn jouw oplossingen bij positieve faalangst?

Slide 8 - Woordweb

Negatieve faalangst
Cognitief
Negatieve cognitieve faalanst is een angst bij het leveren van een prestatie op leergebied. Berucht hierbij zijn toetsen en spreekbeurten. De angst voor het negatief presteren is zo groot, dat een mislukking bijna niet te vermijden is.
Cognitieve faalangst kan nog in 2 groepen worden onderverdeeld: actieve faalangst en passieve faalangst (Horeweg, 2015, pp. 198).

Slide 9 - Tekstslide

Actieve faalangst
(cognitief)
Leerlingen met actieve cognitieve faalangst werken hard en streven naar een zo goed mogelijk resultaat. Deze leerlingen leren zoveel mogelijk uit het hoofd en steunen erg op het geheugen --> ze willen zoveel mogelijk  weten en alles uit het hoofd kunnen.
 Bij een toenemende hoeveelheid van de leerstof, lopen deze kinderen vast (Horeweg, 2015, pp. 199), .



Slide 10 - Tekstslide

Passieve faalangst
Cognitief
Leerlingen met passieve cognitieve faalangst hebben ontdekt dat hun inspanningen nergens toe leiden. 
Hoe meer zij zich inspannen, hoe groter de teleurstelling.


Deze leerlingen beschermen zichzelf door juist niet meer te doen ==> hierdoor gaan leerlingen o.a. meer dagdromen (Horeweg, 2015, pp. 200) (Vloeberghs, 2011, pp. 12).

Slide 11 - Tekstslide

Hoe zou jij zelf zowel actieve als passieve cognitieve faalangst willen aanpakken?

Slide 12 - Open vraag

Motorische faalangst
Motorische faalangst is een gevolg van cognitieve faalangst. 
Hoge cognitieve faalangst kan ertoe leiden dat het uitvoeren van lichamelijke handelingen geblokkeerd wordt. 

Motorische faalangst komt vooral voor bij vakken zoals LO, tekenen en handarbeid.

Bij motorische faalangst zijn het vooral lichamelijke kenmerken i.p.v. gedragskenmerken (Horeweg, 2015, pp. 198).

Slide 13 - Tekstslide

Sociale faalangst
Bij sociale faalangst kan een leerling het moeilijk vinden zich sociaal te handhaven binnen de school. 

Als mensen deel uitmaken van een groep willen ze er graag bij horen en gerespecteerd worden. 
Sociale faalangst komt voort uit de angst om afgewezen of negatief beoordeeld te worden door groepen die belangrijk zijn in het leven, zoals vrienden of klasgenoten (Horeweg, 2015, pp. 198.

 

Slide 14 - Tekstslide

Waarom is faalangst een gedragsprobleem en geen stoornis?
Faalangst maakt deel uit van een sociale angst en ontwikkelt zich in de zone van de naaste omgeving. 

Faalangst is de angst dat je niet voldoet aan de gestelde verwachtingen in de omgeving.
Elk individu reageert anders in situaties waar gepresteerd moet worden. Factoren als persoonlijkheid, opvoeding en bijkomende stressfactoren spelen hierbij een rol.


Voor faalangst geldt  wat voor elke vorm van angst geldt: faalangst is veranderlijk. Faalangst kan versterkt worden door bepaalde ervaringen, maar kan ook minder worden. Het is volgens de DSM-5 geen officiële stoornis of gedragsprobleem. Faalangst wordt gezien als een persoonlijk probleem (Horeweg, 2015, pp. 197).



Slide 15 - Tekstslide

Waarom is faalangst geen stoornis?
A
Het staat niet in de DSM-5
B
Het staat niet in de DSM-5 en wordt gezien als een persoonlijk probleem
C
Het valt niet te verhelpen
D
Faalangst heeft toch iedereen

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Lichamelijke kenmerken faalangst:

-Je hebt vaak last van hoofdpijn
-Je krijgt last van hartkloppingen
-Je hebt last van slapeloosheid en/of slaapt slecht
-Je ademt vlug en gejaagd 
-Je moet vaak plassen en/of last van diarree
-Je hebt moeite met stilzitten
-Je vraagt veel en vaak om bevestiging
-Je transpireert veel


Je hebt vaak last van een droge mond
Je verstopt je angst door bijv. boos te doen of de “clown” uit te hangen (Lahr & Rijkee, 2017, pp. 11) (Vloeberghs, 2011, pp. 13)

Slide 18 - Tekstslide

Cognitieve kenmerken faalangst:

-Je bent vaak stil en teruggetrokken.
-Je bent agressief en/of brutaal.
-Je stelt veel gedetailleerde vragen of juist helemaal geen vragen.
-Je hebt veel behoefte aan feedback, maar kan complimenten moeilijk accepteren en bent overgevoelig voor kritiek.
-Je hebt moeite met ‘nee’ zeggen.
-Je hebt tijdens het maken van een toets of opdracht last van black-outs.

-Je schrijft je succes toe aan externen (de toets was makkelijk of de leraar heeft me gematst) en je wijdt je falen toe aan jezelf.
-Je kiest vaak een te makkelijke of juist te moeilijke opdracht voor jezelf uit.
(Vloeberghs, 2011, pp. 13)  (Lahr & Rijkee, 2017, pp. 12)

Slide 19 - Tekstslide

Begeleiden van leerlingen met faalangst:

-Zoek samen met de leerling wat zijn/haar eigen bijdrage is bij het succes. Dan zien ze dat succes niet toe te schrijven is aan toeval.
-Breng de leerling in contact met medeleerlingen die hetzelfde ervaren. Erover praten helpt, dan merken ze dat ze hierin niet alleen staan

-Leer dat fouten maken mag.
-Kijk, luister en vooroordeel niet.
-Bedenk samen of de eisen die de leerling aan zichzelf stelt reëel zijn.
-Geef complimenten die een groeimindset stimuleren.
(Kerpel, 2017)

Slide 20 - Tekstslide

Bronnenlijst
-Bateman, B. D., & Golly, A. (2008). Waar komt dat gedrag vandaan?: 20 tips en interventiestrategieën voor leerkrachten (1st ed.). Huizen, Nederland: Pica.

-Horeweg, A. (2015). Gedragsproblemen in de klas in het voortgezet onderwijs (1st ed.). Houten, Nederland: Lannoo Campus

-Kerpel, A. (2017, 12 juni). Wij-Leren. van https://wij-leren.nl/faalangst-artikel


 
-Lahr, P., & Rijkee, D. (2017). Eerste Hulp Bij Faalangst: Faalangsttraining Voor Jongeren Van 10 Tot 18 Jaar. In P. Lahr & D. Rijkee (Eds.), Gedragskenmerken (1st ed., pp. 12–13). Houten: Bohn Stafleu en van Loghum

-Vloeberghs, I. (2011). Focus op faalangst: Faalangst begrijpen en aanpakken (1st ed.). Antwerpen, België: Uitgeverij UPA (University Press Antwerp).

Slide 21 - Tekstslide