BBL2.0 P2-W2 Communicatie

BBL2.0 P2-W2 
Communicatie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SOCOVAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

BBL2.0 P2-W2 
Communicatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is communicatie volgens jou?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Communiceren verloopt volgens een bepaald proces. Dit wordt ook wel het communicatieproces genoemd. 
Leg het schema uit a.d.h.v. de informatie op blz. 18 in het boek van 'Communicatie en gedrag'.
Verbale communicatie
versus
non-verbale communicatie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is pre-verbale communicatie
A
Communiceren met je lichaamstaal
B
De boodschap die je uitzendt door middel van je uiterlijk
C
Wanneer tijd en ruimte invloed hebben op je gedrag
D
Communicatie die naast je verbale en non-verbale communicatie plaatsvindt.

Slide 5 - Quizvraag

Pre-verbaal is communiceren met je lichaamstaal. Denk aan je houding, manier van bewegen, gezichtsuitdrukking. 

Als je iemand aankijkt tijdens een gesprek en voorover zit, geef je de cliënt een boodschap: Ik wil je horen, ik ben geïnteresseerd.
Wanneer je tijdens hetzelfde gesprek onderuitgezakt op een stoel hang, geef je een heel andere boodschap af. 
Wat is peri-verbale communicatie
A
Communiceren met je lichaamstaal
B
De boodschap die je uitzendt door middel van je uiterlijk
C
Wanneer tijd en ruimte invloed hebben op je gedrag
D
Communicatie die naast je verbale en non-verbale communicatie plaatsvindt.

Slide 6 - Quizvraag

peri-verbaal is communiceren terwijl tijd en ruimte invloed hebben op je communicatie. 

Bijvoorbeeld: in een volle lift laat je ander gedrag zien dan wanneer je in een open ruimte staat. 
Wat is supra-verbale communicatie?
A
De boodschap die je uitzendt door middel van je uiterlijk
B
Wanneer tijd en ruimte invloed hebben op je gedrag
C
Communiceren met je lichaamstaal
D
Wanneer zaken onbewust een rol spelen in je communicatie.

Slide 7 - Quizvraag

Via kleding of bijvoorbeeld een auto die je rijdt laat je zien wie je bent of wilt zijn. 
Wat is para-verbale communicatie?
A
Dit zijn zaken die onbewust een rol spelen tijdens de communicatie
B
Communiceren met je lichaamstaal
C
Wanneer tijd en ruimte invloed hebben op je gedrag
D
De communicatie die naast je verbale en non-verbale communicatie plaatsvindt.

Slide 8 - Quizvraag

De boodschap die je aan de ontvanger zendt, kan anders op hem overkomen door bijvoorbeeld de toon van je stem, je intonatie of je spreektempo. Hierbij gaat het er dus om hoe je iets zegt tegen de ander. 
Lichaamstaal

  • Je communiceert altijd;
  • Zelfs als je niet praat;
  • Communicatie verloopt vaak onbewust; 

Slide 9 - Tekstslide

Moeten studenten de termen uit de quizvragen uit hun hoofd kennen?

Nee!
Ze moeten zich vooral bewust worden van deze vormen van communicatie en wat ze daarmee uitdagen naar de buitenwereld.
Metacommunicatie
Communiceren over de communicatie

Intern : beoordeel in jezelf je eigen communicatie
Extern: bespreek de manier waarop de communicatie samen met de ander met wie je communiceert verloopt

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is volgens jou het verschil tussen inhoudsniveau en betrekkingsniveau?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ruis
 Ruis is een probleem dat ontstaat tijdens de communicatie. 

Ruis kun je voorkomen door de ander te vragen:
"Is het duidelijk wat ik bedoel?"
"Heeft u nog iets nodig van mij?"
"Ik heb het gevoel dat je er niet helemaal bij bent met je gedachten?"

Slide 13 - Tekstslide

Het laatste voorbeeld is een vorm van metacommunicatie. 
Door de zenuwen komt Alma niet uit haar woorden en lukt het niet om haar punt duidelijk over te brengen
A
Semantische ruis
B
Psychologische ruis
C
Interne ruis
D
Externe ruis

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Joy is zenuwachtig voor haar evaluatiegesprek. Ze heeft het idee dat haar manager haar niet zo mag
A
Semantische ruis
B
Psychologische ruis
C
Interne ruis
D
Externe ruis

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Yo voert een serieus gesprek met een collega. Op kantoor staat een raam open. Buiten staan mensen te kletsen
A
Semantische ruis
B
Psychologische ruis
C
Externe ruis
D
Interne ruis

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Anna wordt gevraagd om na te gaan wat de appèlwaarde van de activiteit is. Anna weet niet wat dit is en begrijpt de opdracht niet.
A
Semantische ruis
B
Psychologische ruis
C
Interne ruis
D
Externe ruis

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
Het referentiekader is het geheel van waarden, normen, overtuigingen en verwachtingen die de zender en ontvanger hebben.

Slide 18 - Tekstslide

Het referentiekader wordt gevormd door datgene wat je in je leven hebt meegemaakt. Het wordt onder andere beinvloed door je opvoeding, cultuur, leefsituatie, werk, media, vrienden en de manier waarop je geleerd hebt om met anderen om te gaan. 

Slide 19 - Tekstslide

4 soorten boodschappen in een bericht:
1. inhoudelijk aspect
2. relationeel aspect
3. expressief aspect
4. appellerend aspect

Inhoudelijk = zakelijke aspect
Relationeel = betrekkingsniveau van de communicatie
Expressief = vertelt iets over jou als persoon
Appellerend = een verzoek aan de ontvanger.
Wat was voor jou een eye-opener met betrekking tot de besproken lesstof?

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies