Begeleiden VNM Les3

Begeleiden VNM 
Les 3
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsgerichtMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Begeleiden VNM 
Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je reageert adequaat op non-verbale signalen.
  • Je kan vijf (non-verbale) communicatiecategoriën opnoemen
  • Je weet wat interne en externe ruis is tijdens communicatie
  • Je weet wat referentiekader betekent en de relatie met communicatie
  • Je weet wat (intrinsieke en extrinsieke) motivatie betekent


Slide 2 - Tekstslide

Communicatie
Als je werkzaam bent als begeleider vervul je verschillende rollen. Een van deze rollen is die van communicator. Als communicator stem je je communicatie af op de cliënt en zijn sociaal netwerk. Je doet dit op een open en respectvolle manier. Je communiceert natuurlijk ook met je directe collega's en andere mensen met wie je samenwerkt. Om de communicatie met anderen goed te laten verlopen is het belangrijk dat je weet hoe je dat kunt doen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vijf (non-verbale) communicatiecategorieën
Non-verbale communicatie kun je onderverdelen in vijf categorieën:
  • peri-verbaal
  • para-verbaal
  • infra-verbaal
  • supra-verbaal
  • pre-verbaal.

Slide 5 - Tekstslide

Peri-verbaal
De tijd en ruimte hebben invloed op je gedrag, dit noem je peri-verbaal. 

In een volle lift laat je ander gedrag zien dan wanneer je in een open ruimte staat.

Slide 6 - Tekstslide

Para-verbaal
Para-verbale communicatie is communicatie die naast verbale en non-verbale communicatie plaatsvindt. 

De boodschap die je aan de ontvanger zendt, kan anders op hem overkomen door bijvoorbeeld de toon van je stem, je intonatie of je spreektempo. Hierbij gaat het er dus om hoe je iets zegt tegen de ander.

Slide 7 - Tekstslide

Infra-verbaal
Infra-verbaal gaat over zaken die onbewust een rol spelen tijdens de communicatie. Denk bijvoorbeeld aan geuren en kleuren. 

 Zo kan een bepaalde geur bij een cliënt onbewust heel veel bij jou naar boven halen. 

Slide 8 - Tekstslide

Supra-verbaal
Supra-verbaal gaat over de boodschap die je uitzendt door middel van je uiterlijk. 

Via je kleding of bijvoorbeeld de auto die je rijdt laat je zien wie je bent of wilt zijn. Het is belangrijk om je bewust te zijn dat zelfs dat soort zaken van invloed zijn op de communicatie.

Slide 9 - Tekstslide

Pre-verbaal
Communiceren met lichaamstaal noem je pre-verbaal. Denk aan je houding, je manier van bewegen en je gezichtsuitdrukking. 

Door je houding zend je informatie naar de ontvanger over hoe je je voelt of hoe je ergens over denkt. 

Slide 10 - Tekstslide

Ruis
Ruis is een probleem dat ontstaat tijdens de communicatie. Het ontstaat als de boodschap die je zendt aan de ontvanger wordt vervormd en daardoor anders aankomt bij de ontvanger dan dat je bedoelde.

Slide 11 - Tekstslide

Interne ruis
Interne ruis is ruis die in de boodschap zelf zit. De zender kan bijvoorbeeld niet goed uit zijn woorden komen of de ontvanger denkt net even aan iets anders en is daardoor afgeleid.

Slide 12 - Tekstslide

Semantische ruis
Semantische ruis is een verstoring in de communicatie doordat je de taal van de ander niet begrijpt.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld samantische ruis
Anna loopt voor het eerst stage. Tijdens het inwerken wordt ze begeleid door Franklynn. Hij vraagt haar om bij de cliënt na te gaan welke appèlwaarde de activiteit heeft. Anna heeft hier nog nooit van gehoord. Ze begrijpt niet wat er van haar verwacht wordt. De boodschap van Franklynn is daardoor niet goed overgekomen.

Slide 14 - Tekstslide

Psychologische ruis
Psychologische ruis is een verstoring in de communicatie door verwachtingen en ideeën die je hebt over de ander.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld Psychologische ruis
Heleen is de manager van Joy. Tijdens het jaarlijks evaluatiegesprek is Joy zenuwachtig omdat zij het idee heeft dat Heleen haar niet mag. Joy is ook bang dat Heleen niet tevreden is en ze daardoor een slechte evaluatie krijgt. Joy heeft hier last van. Ze vindt het eng om eerlijk te zijn en komt tijdens haar gesprek niet goed uit haar woorden. Ze is bang is dat Heleen haar nog minder zal mogen. De negatieve gedachten van Joy hebben invloed op de communicatie.

Slide 16 - Tekstslide

Externe ruis
Externe ruis is een verstoring van de communicatie door factoren die zich buiten het communicatieproces bevinden. 

Slide 17 - Tekstslide

Het referentiekader
Niet alleen ruis zorgt voor communicatieproblemen. Verschillende referentiekaders zorgen vaak ook voor problemen. 

Het referentiekader is het geheel van waarden en normen, overtuigingen en verwachtingen die de zender en de ontvanger hebben. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Naast ruis ook motivatie
Soms kom je tijdens je werk een cliënt tegen die meer kan dan dat hij zelf doet of wil doen. Jij kunt dan proberen ervoor te zorgen dat de cliënt gemotiveerd raakt om zichzelf wat meer uit te dagen. Dit gebeurt natuurlijk niet zomaar. De cliënt moet eerst zelf gaan inzien dat hij zijn gedrag kan veranderen. Hij moet dit ook echt zelf willen. Jij kunt hem hierbij helpen.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is motivatie?
Waar raak jij gemotiveerd van?

Hoe kan je anderen motiveren?

Slide 21 - Tekstslide

Intrinsieke motivatie
 is motivatie die vanuit jezelf komt. Je doet iets omdat je het zelf graag wilt. Denk bijvoorbeeld aan het uitvoeren van vrijwilligerswerk.

Slide 22 - Tekstslide

Extrinsieke motivatie
 ontstaat als je gemotiveerd raakt door een prikkel van buitenaf. Denk bijvoorbeeld aan een taak die je eigenlijk niet wilt uitvoeren, maar omdat je betaald wordt voor je werk moet je het wel doen en doe je het ook.

Slide 23 - Tekstslide

Motivatie is afhankelijk van drie zaken, namelijk:

  • Willen: je ziet de noodzaak of de voordelen van de verandering in.
  • Kunnen: je vertrouwt erop dat je je gedrag kunt veranderen.
  • Er klaar voor zijn: je wilt je gedrag echt veranderen en bent bereid ervoor te gaan. Ook als dit betekent dat je bepaalde zaken niet meer kunt doen.

Slide 24 - Tekstslide

Verandertaal
Het is belangrijk om verandertaal te herkennen. Je kunt hier dan op doorvragen. Verandertaal kan bijvoorbeeld gaan over redenen. De cliënt zegt dan dingen over waarom hij wil veranderen. Het kan ook gaan over verlangens of wensen. Hij zegt dan iets over wat hij zou willen, waar hij naar verlangt of wat hij wil bereiken. 

Slide 25 - Tekstslide

Verandertaal
  • Houding begeleider bij motiverende gespreksvoering
  • Je accepteert de ander zoals hij is. Je keurt zijn gedrag niet af. Ook niet als het de cliënt niet lukt om het gedrag te veranderen.
  • Je probeer weerstand te begrijpen en te respecteren.
  • Je luistert naar de cliënt. Hij heeft de regie.
  • Je benadert de cliënt positief.




Slide 26 - Tekstslide