Les 3 Hofcultuur - Rome

  Hofcultuur - Rome
2 lessen



1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

  Hofcultuur - Rome
2 lessen



Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Renaissance wordt meestal in drie perioden ingedeeld:

 
  • de Vroege Renaissance (1420-1500)
  • de Hoog-Renaissance (1500-1535)
  • de Laat-Renaissance of het Maniërisme (1520-1600).

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van de Renaissance
  • Herleving van de klassieke architectuur 
  • Ontwerpregels
  • Wetenschappelijk onderzoek
  • Humanisme
  • Perspectief
  • De naam van de kunstenaar
  • Nieuwe gebouwtypen
  • Decoratieve elementen met nut
Klassieke stijlkenmerken en stijlelementen, soms een kopie van de oude klassieke stijl, vaak een eigen interpretatie. In de beeldhouwkunst werden weer klassieke beelden gehouwen en de schilderkunst werd veel realistischer (denk ook aan de realistische kleuren, de anatomie van de afgebeelde personen, de exacte afbeeldingen en aan de perspectief). In de theaterwereld namen de komedies en tragedies de plaats in van moraliserende religieus getinte toneelstukken.
Er werd ontworpen op basis van een van te voren vastgesteld systeem van regels vanuit de Romeinse bouwkunst (verhoudingen, vormkeuze, bouwvolume). Men wilde de perfecte klassieke bouwkunst evenaren. (De laat-Gotiek had een minder streng bouwplan.)
De nadruk ligt niet op het onderworpen zijn aan de kerkelijke dogma's, maar op de intellectuele prestaties, wetenschappelijk onderzoek (kennis) en denken (ideeën). Klassieke Latijnse en Griekse werken werden vertaald en bestudeerd. Dankzij de uitvinding van de boekdrukkunst konden de werken eenvoudiger worden vermenigvuldigd en door velen gelezen worden. In de wetenschap was de voertaal Latijn (zoals nu het Engels als algemeen aanvaarde taal geldt in de wetenschappen), maar veel werd ook vertaald in de volkstaal.

De mens, zijn intellectuele capaciteiten en technische vaardigheden spelen een veel grotere rol dan in de tijd daarvoor. Wetenschappers en handwerksmannen konden zich elders vestigen, wanneer hen dat beter uitkwam. Door de gemakkelijke uitwisseling van ideeën en technieken waren er veel innovaties.
Men begon te twijfelen aan de tot dan toe vanzelfsprekende macht van de kerk. Het humanisme komt op, dat zich o.m. richtte op dichtkunst, geschiedenis, filosofie en welsprekendheid. De Renaissance omvat dus ook een herboren worden van kunst en wetenschap. De Renaissance is de tijd van de grote ontdekkingsreizen.
Rond 1430 was het perspectief als wiskundige methode uitgevonden wat belangrijke invloed had op de ruimtelijke opgave en ervaring. Het gebouw werd een homogene compositie, één geheel. De term voor dit soort perspectief in de schilderkunst is lineair perspectief (lijnperspectief): de diepte die je in het echt ziet, wordt via lijnen naar één of meer verdwijnpunten, op het platte vlak realistisch weergegeven.
De kunstenaar (architect, schilder, beeldhouwer) was niet langer anoniem en bij voorkeur breed geöriënteerd ("uomo universale").
De villa als herenboerderij stond, naar Romeins voorbeeld, in nauwe relatie met de omgeving, met de natuur. Uit de villa ontwikkelde zich de grote paleizen met uitgestrekte parkomgeving.
De "decoratieve" bouwelementen als waterlijst, kroonlijst, fronton e.d. hadden wel degelijk hun nut als bescherming tegen het hemelwater.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouwkundige Kenmerken van de renaissance
  • Geometrische vormen, compacte bouwvolumes
  • Symmetrie 
  • Rustica
  • Rondbogen
  • Zware kroonlijsten
  • Centraalbouw
  • Klassieke elementen
  • toepassing van de Gulden Snede
Het gebouw bestaat uit geometrische vormen (cylinder, kubus en halve bol), gescheiden of geaccentueerd door pilasters en lijsten. Veel pilasters waren boven elkaar toegepast, gescheiden door brede lijsten; later in de Renaissance waren er veel brede doorlopende pilasters (vanaf begane grond over meerdere verdiepingen).
In de Renaissance streeft men naar harmonie. Symmetrie is hierbij heel belangrijk. 
Rustica is het gebruik van zeer zware, ruw behakte blokken natuursteen (gebosseerde natuursteen) onderaan de buitengevel.
In de Renaissance werd veel rustica toegepast, speciaal op de gevel van de beganegrond, die hierdoor robuuster en belangrijker oogde. De textuur van de blokken steen komt nog meer tot uitdrukking omdat zij contrasteert met andere, gladde gevelelementen. De randen en zijkanten van de rustica-blokken waren glad om toch een regelmatig patroon te verkrijgen.

Een rondboog is een boog die een halve cirkel beslaat. Het werd in de vroege middeleeuwen veel gebruikt en in de Renaissance zie je dus ook weer veel halfronde bogen  boven de muuropeningen.
Een kroonlijst is een vooruitspringende lijst of het bovenste deel van een gevel.
Bij gebouwen is de kroonlijst de horizontale uitspringende en meestal geprofileerde band, die de bekroning vormt van een muur onder het dak of boven een ander belangrijk bouwonderdeel zoals vensters, portiek, dakkapel. 
De lijsten die de verdiepingen accentueren en dus niet onderdeel uitmaken van de "kroon" van het gebouw, worden cordonlijsten genoemd. Verder worden er ook waterlijsten gebruikt. Horizontale vooruitspringende elementen die dienen om het regenwater af te voeren.
Bij centraalbouw is de inrichting van een gebouw sterk op het midden gericht, in de plattegrond is dat duidelijk waarneembaar. De centraalbouw vindt in Europa zijn oorsprong in de klassieke architectuur (bijvoorbeeld Pantheon). In de Italiaanse renaissance werd de centraalbouw weer op grotere schaal toegepast, zij het vaak in combinatie met lengtebouw zoals bij de Sint-Pieterskerk in Rome. 
  • zuilen en pilasters (naar (laat-)klassiek voorbeeld)
  •  fronton, pilasters of halfzuilen als omlijsting van vensters, deuren en muurnissen.
  • in portalen werd het triomfboogmotief toegepast.  
  • De zuilenorden Dorisch, lonisch, Corintisch en Toscaans (met gladde zuilschacht) werden door elkaar toegepast. In hoge muren werden de drie zuilenorden boven elkaar gebruikt, telkens door een horizontale lijst gescheiden. 
  •  opbouw van de gevel volgens het principe van de opbouw van de zuil (basement-schacht-kapiteel)
Voor gebouwen moest het modulaire systeem (Vitruvius spreekt van proportio) toegepast worden. Dit was een middel om de volmaakte harmonie van de verschillende onderdelen – net als bij het menselijke lichaam- met het geheel te combineren.
In het modulaire systeem neem je een module als vaste maat, bijvoorbeeld de viering van een kerk zoals Brunelleschi dit deed bij de Santo Spirito. Deze module wordt dan gedeeld of vermenigvuldigd, waarbij één staat tot twee een populaire verhouding was. De travee in de zijbeuk wordt dan bijvoorbeeld de helft van de travee van het schip. Zo wordt elk onderdeel van de kerk afgeleid van de module en ontstaat er een harmonische eenheid.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Griekse Tempel
Fries
Voetstuk
Kapiteel
Timpaan
Zuilschacht
Architraaf

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zie je de gevel van de Santa
Maria Novella in Florence. Welke klassieke
elementen zie je?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De Santa Maria Novella was een gotische
kerk. De voorgevel werd door de Leon Battista
Alberti tussen 1458 en 1470 gebouwd in
Renaissancestijl. Geef drie voorbeelden waaraan
je kunt zien dat de gevel in de Renaissance is gebouwd.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

            Vitruvius (± 85 – 20 v.Chr)
  • Grondbeginselen van de bouwkunst
  • De menselijke maat
  • Vitriviaanse regels
  • Gulden snede
  •  Firmitas, Utilitas en Venustas 
De Romeinse architect Vitruvius heeft met zijn, ‘Handboek bouwkunde’, of zoals het oorspronkelijk getiteld was, ‘De Architectura’, (ca 25 v chr) de grondbeginselen van de bouwkunst in tien boeken netjes op een rij gezet en uit de doeken gedaan. Zo schrijft deze architect onder meer over de theorie van de architectuur, de juiste manier om een stad aan te leggen, bouwmaterialen, Ionische en Dorische tempels en openbare gebouwen. Dit geschrift werd in 1414 gevonden, rijkelijk geïllustreerd en in grote aantallen gedrukt.
Volgens Vitruvius was de mens de maat der dingen. Verschillende vaste verhoudingen vloeiden volgens hem voort uit de harmonie van de kosmos.  Vitruvius schreef in zijn derde boek van ‘De Architectura’:
 ‘Het natuurlijke middelpunt van een lichaam is de navel. Als een mens op de grond ligt met gespreide armen en benen, en men trekt vanuit de navel als middelpunt met een passer een cirkel, dan zullen zijn vingers en tenen de omtrek raken. Zoals het lichaam in de figuur van een cirkel past, zo zal men er evenzeer de lijnen van een vierkant in ontdekken. Wanneer het van de voetzolen tot de bovenkant van de schedel wordt gemeten en deze maat wordt vergeleken met de uitgestrekte armen, zal men dezelfde hoogte als breedte vinden, net als bij een vlak dat met de winkelhaak vierkant is uitgezet.’

Voor gebouwen moest het modulaire systeem toegepast worden. Dit was een middel om de volmaakte harmonie van de verschillende onderdelen met het geheel te combineren. Denk maar aan de gevel die Alberti voor de Santa Maria Novella ontworpen had. In het modulaire systeem neem je een module als vaste maat, bijvoorbeeld de viering van een kerk zoals Brunelleschi dit deed bij de Santo Spirito. Deze module wordt dan gedeeld of vermenigvuldigd, waarbij één staat tot twee een populaire verhouding was. De travee in de zijbeuk wordt dan bijvoorbeeld de helft van de travee van het schip. Zo wordt elk onderdeel van de kerk afgeleid van de module en ontstaat er een harmonische eenheid.
De proporties van de verschillende bouwonderdelen zijn niet willekeurig, maar zijn gebaseerd op vaste verhoudingen. Ook dit gaat terug op Pythagoras en Plato. Pythagoras had ontdekt dat als er twee snaren zijn waarbij de eerste twee keer zo lang is als de tweede, de toon van de lange snaar ook precies twee keer zo laag is. Zo ontstaat wat in de muziek een octaaf wordt genoemd: een verhouding van één staat tot twee. Tussen de lengte en het geluid was dus een duidelijk verband. Uit deze verrassende ontdekking van Pythagoras concludeerden de Grieken dat de gehele natuur, ja zelfs de hele kosmos volgens bepaalde proporties –wiskundig als het ware- in elkaar zat.
In de Renaissance werden deze voorschriften verheven tot de klassieke, Vitruviaanse regels. 
De humanistische, neoplatoonse school van Cosimo de Medici in Florence zag verband tussen de filosofie van Plato en het Christendom. Zoals de mens precies in een cirkel en een vierkant past, weerspiegelen de platoonse kubus, bol en cilinder de universele orde en harmonie. Om Goddelijke harmonie te bereiken, werd gemeten. Elke renaissancearchitect moest een modulair systeem en goede proporties als canon toepassen. Bepaalde verhoudingsgetallen (als in de Gulden Snede) drukten kosmische harmonie uit.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

       Leon Battista Alberti (1404-1472)
  • "Een mens kan alles doen als hij maar wil"
  •  Re Aedificatoria (op de kunst van het bouwen)
  •  Santa Maria Novella in Florence

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alberti bouwde in 1451 het Palazzo Rucellai. In Italië bouwde elke rijk geworden bankiersfamilie een palazzo. Deze paleizen kregen naar voorbeeld van het Romeinse atriumhuis een open, vierkante of rechthoekige binnenhof met galerij, de cortile. Daar omheen kwamen vier vleugels die naar buiten een afgesloten symmetrisch geheel vormden. De gevel van deze luxe stadspaleizen kreeg het aanzien van een middeleeuws fort, met een gesloten straatmuur van ruw gehakte, grote stenen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem drie kenmerken van
Renaissance architectuur die
je terugziet in het Pallazo Rucelai.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

       Filippo Brunelleschi(1377 - 1446)
  • Onderzoek in Rome
  • Perspectief
  • De koepel van de Santa Maria del Fiore
In Rome werden klassieke bouwwerken door hem opgemeten en vooral onderzocht op constructieve elementen en ruimtewerking. Door zijn pogingen om zijn gegevens goed op papier te krijgen ontwikkelde hij het lijnperspectief. Het werken met verdwijnpunten waar alle zichtassen samenkomen, werd door hem het eerst toegepast. Het is een goed middel om de driedimensionale ruimte op een vlak oppervlak weer te geven. Hierbij waren alle afstanden meetbaar. Deze wetenschappelijke ontdekking had een enorme uitwerking op de kunsten.
Het ei van Columbus zou eigenlijk het ei van Brunelleschi moeten heten omdat hij, volgens Vasari, de eigenlijke bedenker is van de truc om een ei rechtop te plaatsen.[4] Volgens de overlevering heeft Brunelleschi ook de opdracht tot het ontwerpen van de Santa Maria del Fiore aan dit foefje overgehouden.
Brunelleschi was eigenlijk uitgesloten van deelname aan de inschrijving voor de bouw, maar imponeerde de opdrachtgevers door voor te stellen dat 'iemand die een ei rechtop kon zetten op een marmeren plaat de opdracht zou krijgen'. Alle meesters probeerden het, maar het lukte niemand. Toen tikte Brunelleschi minzaam het ei aan de onderkant op de marmeren plaat stuk, en liet het staan. Toen de kunstenaars luid te kennen gaven, dat ze dit net zo goed hadden kunnen doen, antwoordde Brunelleschi lachend, dat ze ook zouden weten hoe ze de koepel moesten bouwen, als ze ook zijn model en ontwerp zouden zien.
Rond 1403 vertrok Brunelleschi samen met Donatello naar Rome, toen met een bevolking van iets meer dan 20.000 inwoners een redelijk kleine stad, zeker kleiner dan zijn geboortestad Florence. De twee begonnen de oude Romeinse ruïnes te onderzoeken. Ze huurden dragers in om het puin weg te ruimen en werden plaatselijk bekend als de "schattenjagers" omdat men dacht dat ze op zoek waren naar gouden munten en andere schatten.
Wat Brunelleschi in werkelijkheid zocht in het puin wist niemand, zelfs Donatello niet: Zijn notities, geschreven op stroken perkament, schreef hij in een soort geheime code, bestaande uit een combinatie van cryptische symbolen en Arabische cijfers. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

San Lorenzobasiliek, Florence (1420-1446)

parochiekerk van de familie Medici, ontworpen door Brunelleschi

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

San Lorenzobasiliek, Florence

Nieuwe sacristie, ontworpen door Michelangelo
(eerste bouwproject)


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Donato Bramante -Tempietto 1502 (tempel voor Petrus op kloosterhof




Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

     Francesco Borromini(1599 - 1667)
  •  Bramante
  •  Rafael 
  •  Michelangelo
  •  Maderno
  •  Bernini
Na de dood van Bramante werd de schilder Rafael gekozen tot nieuwe bouwmeester. Hij sloopte echter het werk van Bramante en maakte een plan voor een kerk in de vorm van een Latijns kruis. Zo zou het gebouw een langwerpig schip krijgen. Rafael kon zijn plan niet uitvoeren, maar had wel een discussie op gang gebracht over de vorm van het gebouw, een discussie die nog tientallen jaren zou voortduren.
In 1547 werd de discussie eindelijk beslecht door paus Paulus III die Michelangelo aanstelde als architect. Hij volgde het oude plan van Bramante. Typisch in zijn stijl bracht Michelangelo pilasters, niches en richels aan in de muren. Hij ontwierp de grote koepel, waaronder het pauselijk altaar zou komen te staan. Na de dood van Michelangelo in 1564 werd het karwei afgemaakt door zijn assistent Giacomo della Porta.
 In de vroege zestiende eeuw verkeerde het gebouw in zo’n slechte staat, dat er een besluit genomen moest worden: renoveren of slopen. Paus Julius II gaf architect Donato Bramante de opdracht een nieuwe kerk te ontwerpen. Bramante ontwierp een gebouw in de vorm van een Grieks kruis, dat wil zeggen een gebouw met vier armen en een centrale koepel. Deze vorm zou symbolisch verwijzen naar de vier windrichtingen van de wereld, met daarboven een hemel. Bramante voerde de sloop van de oude basiliek uit en kreeg daardoor de bijnaam ‘de sloopmeester’. Hij stierf echter tijdens de bouw in 1514, toen alleen nog de funderingen voor het koor waren gelegd.
Ondanks de besluiten van Michelangelo was de discussie over centraalbouw versus rechthoekige bouw nog niet helemaal voorbij. Tijdens het Concilie van Trente werd besloten dat moest worden doorgegaan met de bouw van een rechthoekige basiliek. Daarvoor werd architect Carlo Maderno aangesteld. Hij moest Michelangelo’s plan letterlijk verlengen. De kerk kreeg nu alsnog de vorm van een Latijns kruis. Maderno ontwierp ook de klassieke façade, die gebouwd werd tussen 1607 en 1612. Hierdoor is echter de koepel van Michelangelo alleen nog van een grote afstand goed te zien.
De laatste beroemde architect die aan de Pieterskerk heeft gewerkt, is Gianlorenzo Bernini. Hij moest door de aanleg van een groot plein voor de kerk de koepel van Michelangelo beter zichtbaar maken. Hij creëerde een ovalen zuilengalerij met Toscaanse zuilen om het Pietersplein heen. Deze zuilen stralen symbolisch twee armen uit om de pelgrims van over de hele wereld te omarmen bij hun aankomst.
Sint Pieters Basiliek

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- In opdracht Paus Julius II
- Bramante: rond met kapellen
- Rafael: Latijns Kruis
- Michelangelo: Koepel
- Maderna: Gevel
- Bernini: St. Pietersplein

- Mozaïeken i.p.v. schilderingen i.v.m. vocht.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paus Julius II


Paus Julius II profileert zichzelf als geestelijk, maar ook als wereldlijk leider. Hij wil meer grondgebied voor de Kerkelijke staat en het herstel van Rome als religieus en wereldlijk centrum. Hij besluit rond 1503 dat er een nieuwe Sint Pieter moet worden gebouwd. Het oude gebouw past niet meer bij de uitstraling van de katholieke kerk. De nieuwe kerk wordt pas in 1626 voltooid en vele architecten hebben een bijdrage geleverd aan het eindresultaat. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                    Donato Bramante (1444 - 1514)
                 Tempietto (1502)
vorm van een Grieks kruis met in
het hart een grote koepel

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

                    Carlo Maderno (1556 - 1629)
Santa Susanna, 1585 - 1603
Santa Maria della Vittoria, 1605-1620
Schip en facade van de St Pietersbasiliek

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

     Gian Lorenzo Bernini(1598 - 1680)
  • Architect en beeldhouwer
  • Baldakijn
  • Sint Pietersplein
De eerste jaren dat Bernini bekendheid kreeg werkte hij voornamelijk als beeldhouwer aan de beelden voor Scipione Borghese. Zijn eerste echte architecturale opdracht kreeg hij in 1624. Hij moest toen een nieuwe gevel ontwerpen voor de kerk Santa Bibiana te Rome. In datzelfde jaar vraagt paus Urbanus VIII hem om een baldakijn te ontwerpen boven het graf van Petrus in de Sint-Pieter. Bernini werkte hieraan van 1624 tot 1634. Gedurende deze periode overlijdt Carlo Maderno, die op dat moment de verantwoordelijk architect is voor alle projecten die plaatsvinden in de Sint-Pieter, en de paus stelt Bernini aan als zijn opvolger.
Tussen 1656 en 1667 construeerde Bernini het Sint-Pietersplein in Rome, het plein voor de Sint-Pietersbasiliek, in opdracht van paus Alexander VII. Het plein wordt omgeven door een zuilenrij, die door Bernini zelf beschreven wordt als "de moederlijke armen van de kerk". Deze zuilenrij bestaat uit 284 dorische zuilen en 88 pilasters, in vier rijen, die vrijwel volledig symmetrisch staan. Op de zuilenrij staan 140 beelden van heiligen. De zuilen vormen samen een ovaal met een grootste binnendiameter van ongeveer 198 meter. Het plein is in totaal ruim 200 meter breed en ruim 250 meter lang.
Bernini, die net als deze twee voorgangers een uitgesproken kunstenaarspersoonlijkheid had, drukte zijn stempel op de kunst van Rome in de 17e eeuw. Sterker dan enig kunstenaar voor hem had gekund, hield hij de kunst van zijn tijd in zijn greep. Bernini had het vermogen om architectuur en beeldhouwkunst op een expressieve manier met elkaar te verenigen.
Het oeuvre van Bernini is onlosmakelijk verbonden met het pauselijk hof. Hij schiep spectaculaire meesterwerken voor vier pausen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Michelango (1475-1564)

- Kunstschilder, beeldhouwer, architect en dichter

- Werd door Paus Julius II naar Rome gehaald, omdat hij zijn werk waardeerde

- Heeft in 2-4 jaar zonder hulp de sixtijnse kapel geschilderd.

- De David & Creation of Adam


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praalgraf Julius II
Terwijl er wordt  gewerkt aan de bouw van de Sint Pieter krijgt Michelangelo van Julius II de opdracht voor het  ontwerp van zijn praalgraf voor in de Sint Pieter. Uiteindelijk zal slechts een deel van het monument in een andere kerk worden gerealiseerd. De onderste helft bestaat uit figuren uit het Oude Testament met in het midden Mozes met de stenen tafelen. Boven is een rustende paus afgebeeld, een Oudtestamentische profeet en een klassiek voorspelster. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

32 jaar na het overlijden van Paus Julius II pas gedeeltelijk klaar

Bovenste deel is gemaakt door leerlingen van Michelangelo

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sixtijnse Kapel
Terwijl Michelangelo werkt aan zijn praalgraf geeft Paus Julius II hem nog een opdracht: het beschilderen van het plafond van de Sixtijnse kapel. Michelangelo kiest verhalen uit het Oude Testament. Het middenstuk gaat over de schepping en de verdrijving van Adam en Eva uit het Paradijs. Ongeveer in het midden zie je de schepping van Adam

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk voor les 4
maak de vraag die in  Google Classroom staat.
Probeer zo uitgebreid mogelijk antwoord te geven.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hofcultuur - Rome
Les 2
  1. Verschil tussen Klassieke en Renaissance architectuur
  2. Stanza della Segnatura
  3. Sint-Pietersplein
  4. Piazza Navona
  5. Piazza del Popolo
  6. Balkadijn (Bernini)
  7. Extase van Theresa (Bernini)
  8. De roeping van Mattheus (Caravaggio)
  9. Lichteffecten in Barok (schilderijen)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aarde: heiligen en afgevaardigden van de kerk zoals paus Julius II, paus Sixtus IV, Savonarola en Dante Alighieri
Dante Alighieri
op de wolk: Jezus, omringd door Maria en Johannes de Doper. De witte duif symboliseert de Heilige Geest. Ook aanwezig op de wolk zijn de apostelen, evangelisten en martelaren. 
Hemel: God houdt de wereldbol vast

Slide 31 - Tekstslide

discussie over de eucharistie
Fresco (muurschildering) van Rafaël Santi (1509): de school van Athene. Geschilderd voor de appartementen van Paus Julius II. 
De schilder werkt met veel diepte en ruimtelijk perspectief
Koepels en bogen, uit welke cultuur kennen we deze vooral?
We zien hier Plato en Aristoteles, twee belangrijke Griekse filosofen. Plato, de linker, heeft de gelaatstrekken van Leonardo da Vinci. 
Zie je hoe elke persoon op dit schilderij als individu is afgebeeld? Ze zijn allemaal bezig met iets dat voor hen belangrijk is. En zie je hoe nauwkeurig de schilder heeft gelet op de menselijke vorm (anatomie)?

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ARCHITECTUUR
BAROK
Tussen 1656 en 1667 construeerde Bernini het Sint-Pietersplein in Rome, het plein voor de Sint-Pietersbasiliek, in opdracht van paus Alexander VII.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Barok
  •   Contrareformatie
  •   Pracht en praal
  •   Lodewijk XIV
  •   Versailles
  •   Tuinen
  •   Propaganda
Door de Reformatie van Luther en Calvijn, werd de macht van de kerk van Rome in twijfel getrokken. Om dit verlies aan macht en invloed tegen te gaan, begon de kerk van Rome met een aanval op de 
Reformatie. Dat was de Contrareformatie (dus de actie tegen de hervorming).
 Door een overvloed aan beelden, pracht en praal in de kerken aan te brengen, door nieuwe kerken te bouwen die wervelden van goud en beelden, probeerde de kerk nieuw aanzien te krijgen bij de gelovigen. 
Wanneer je een kerk stapte zou je helemaal overdonderd moeten worden: door de emotie en expressie op de gelaten van de beelden, door de meeslepende dramatiek en dynamiek, door de overtuigingskracht die er in de plafondschilderingen tentoongesteld werd, hierdoor zou je als gelovige helemaal weer moeten geloven in de kerk van Rome
Versailles is een enorm paleis, het is gebouwd in Neoclassicistische stijl. Het interieur is afwisselend Barok en Neoclassicistisch van karakter. Het hele paleis ademt een sfeer van grandeur uit.
Alles is groots van opzet: de enorme schilderijen, spiegels, zalen, hallen enz. 
Ook de tuinen bij Versailles passen in dit grootse geheel. In deze tuinen zijn de perken en paden en fonteinen in geometrische 
vormen aangelegd. Vijvers zijn opgesierd met fonteinen. De fonteinen zijn opgebouwd uit beelden die vaak naar de klassieke mythologie verwijzen. Deze verwijzingen naar de klassieke mythologie zag je vaak ook op schilderijen, soms werd dan de plaats van een van de 
mythologische figuren ingevuld door Lodewijk zelf. 
Lodewijk XIVe liet zich heel veel vereeuwigen, om zijn macht te tonen, en te versterken. Zijn paleis in Versailles laat dat op alle mogelijke manieren zien. Eén van de belangrijkste portretten is het staatsie- portret geschilderd door Rigaud. Daarop zie je hoe hij weergegeven is met zijn koningsmantel, en wat opvalt is dat hij een heel sierlijke pose aanneemt (de koning deed op jonge leeftijd veel aan ballet). Lodewijk XIVe wordt de zonnekoning genoemd: de zon is een allegorie voor zijn koningschap. 
In Versailles leefde de hele hofhouding van Lodewijk XIVe. In het paleis hingen schilderijen die de triomfen van Lodewijk toonden, er waren bustes van Lodewijk XIVe. Ook liet Lodewijk XIVe een serie wandtapijten (Gobelins) maken naar een ontwerp van hofschilder: Charles Lebrun, waarop Lodewijk aan het werk te zien is: je ziet hem de Gobelin-fabriek bezichtigen, of de academie van de wetenschappen.  Dit alles lijkt op propaganda voor de koning. Alle kunst waarmee de koning zich omringt, prijst en verheerlijkt de koning. 

Slide 34 - Tekstslide

https://historiek.net/homo-universalis-betekenis/84731/
     Francesco Borromini(1599 - 1667)
  • Leerling van Maderno en Bernini
  • San Carlo alle Quattro Fontane
  • Sant'Agnese in Agone
Van 1634 tot 1637 werkte Borromini aan zijn eerste zelfstandige opdracht, de reconstructie van de kerk van San Carlo alle Quattro Fontane (ook wel bekend als de San Carlino). De voorgevel zou veel later volgen, aan het einde van zijn carrière, die dus met de San Carlino begon en eindigde. (klein kerkje, zo groot als één pijler in de Sint Pieter)
De bouwstijl van de kerk is overduidelijk barok. De kenmerken van de barokkunst zijn beweging, contrast, theatrale effecten en integratie. Deze stijlkenmerken doen een beroep op het gevoel, terwijl de kunst uit de Renaissance meer een beroep deed op het verstand. De stijlkenmerken van de barok vinden we op verschillende manieren terug in de kerk. De entree wijkt met een boog terug, de koepel lijkt naar voren geschoven, en staat nu recht boven de entreepartij. De koepel en torens hebben een ovaal als grondvorm, een van de populairste vormen in de barok, en steken een flink eind omhoog. Al deze kenmerken van de kerk wijzen op een beweeglijkheid in de architectuur, zoals men in de barok gewend is.
Borromini werd door zijn vader opgeleid tot steenhouwer en verhuisde voor verdere studie in dit beroep naar Milaan. Toen hij naar Rome verhuisde in 1619 ging hij werken voor een verre verwant, Carlo Maderno, in de Sint-Pieterskerk. Na het overlijden van Madernosloot Borromini zich aan bij de groep restaurateurs en schilders rond Gian Lorenzo Bernini, waarmee hij de voorgevel van en de uitbreidingen aan Palazzo Barberini afrondde.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies