Je wordt beoordeeld op je schrijfvaardigheid (en taalverzorging) Nederlands. Dit examen bepaalt of je schrijfvaardigheid op niveau 3F van het Referentiekader beheerst.
Slide 4 - Tekstslide
Voorwaarde voor beoordeling
De opdrachten zijn in het Nederlands geschreven;
De opdrachten zijn voldoende leesbaar;
Minimaal 80% van het totaal van de gevraagde inhoud is gerealiseerd.
Wanneer je examen niet voldoet aan deze precondities, wordt het niet beoordeeld.
Slide 5 - Tekstslide
Zes beoordelingscriteria
Slide 6 - Tekstslide
1. Samenhang
goede opbouw
juiste verwijswoorden
correcte voegwoorden
afwisseling in voeg- en verwijswoorden
enige complexiteit in zinsbouw en woordkeus
Slide 7 - Tekstslide
Goede opbouw
goede alinea's
witregels tussen de alinea's
inleiding - middenstuk (kern)- slot
Aanhef/titel
Slide 8 - Tekstslide
Hoe verdeel je de tekst in alinea's?
Zinnen die bij elkaar horen.
Zinnen die over hetzelfde deelonderwerp gaan.
De inleiding is een alinea. De kern bestaat vaak uit meer alinea's. Het slot is een alinea.
Dus minimaal 3 alinea's!
Slide 9 - Tekstslide
Verwijswoorden
Verwijswoorden juist toepassen...
Slide 10 - Tekstslide
Geitenboeren die bokjes te snel naar de slacht brengen ... moeten ze hoge boetes geven.
A
die
B
dat
C
wat
Slide 11 - Quizvraag
Het werkboek ... online staat is anders dan waar de docent de vragen uit haalt.
A
die
B
dat
C
wat
Slide 12 - Quizvraag
Het boek dat ik op het moment lees, vind ik prachtig, ... me verbaast gezien de recensies.
A
die
B
dat
C
wat
Slide 13 - Quizvraag
2. Doel bereiken
De kandidaat werkt de opdrachten adequaat uit, waarmee hij zijn schrijfdoel bereikt.
Slide 14 - Tekstslide
Schrijfdoelen
Elk schrijfproduct heeft een specifiek doel:
informeren
overtuigen
instrueren
Met een betoog wil je overtuigen en een artikel heeft vaak als doel om te informeren
Slide 15 - Tekstslide
3. Publiek
De kandidaat past zijn woordgebruik en toon aan het publiek aan.
Kies voor 'je' of 'u' en houd dat vol! Wees beleefd bij twijfel.
Slide 16 - Tekstslide
U wilt graag een tussentijds verslag over ons project. Dat kan kort zijn, want we willen ... tijd niet verspillen.
A
je
B
jouw
C
u
D
uw
Slide 17 - Quizvraag
Heeyyyy, Tof dat we morgen met school naar de film gaan. Gaan we met ... auto?
A
jou
B
jouw
C
u
D
uw
Slide 18 - Quizvraag
4. Woordenschat en woordgebruik
goede woordenschat (o.a. vaktaal)
variëren met woorden
altijd de juiste voorzetsels
uitdrukkingen
Slide 19 - Tekstslide
Tijdens mijn stage kon ik altijd vertrouwen ... jullie ondersteuning.
A
aan
B
met
C
op
D
van
Slide 20 - Quizvraag
Op mijn stagebedrijf hadden we te kampen ... wanbetalers.
A
aan
B
met
C
tegen
D
uit
Slide 21 - Quizvraag
Ik was blij toen ik de eerste dagen ... de rug had.
A
achter
B
bij
C
voor
D
tegen
Slide 22 - Quizvraag
5. spelling, zinsbouw, interpunctie
goedlopende zinnen
alle leestekens (incl. hoofdletters)
werkwoordspelling
heel weinig spelfouten
verbuigingen zijn juist (ons huis, onze buren)
Slide 23 - Tekstslide
Na welk woord schrijf je een komma?
Ik wil graag bij u werken omdat ik veel goede verhalen over uw bedrijf heb gehoord.
A
na verhalen
B
na omdat
C
na werken
D
na bedrijf
Slide 24 - Quizvraag
Na welk woord schrijf je een komma?
We werken erg hard hier in Spanje maar het is wel erg gezellig.
A
na hard
B
na hier
C
na Spanje
D
na maar
Slide 25 - Quizvraag
In welke zin staan alle hoofdletters goed?
A
op zondag houden de Spanjaarden rust.
B
Op zondag houden de spanjaarden rust.
C
Op zondag houden de Spanjaarden rust.
D
Op Zondag houden de Spanjaarden rust.
Slide 26 - Quizvraag
Wat is goed geschreven?
A
interessante herinneringen
B
interesante herinneringen
C
interessante herineringen
D
interesante herineringen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is goed geschreven?
A
Na aanleiding van uw vraag ben ik opzoek...
B
Naar aanleiding van uw vraag ben ik op zoek...
C
Naar aanleiding van uw vraag ben ik opzoek...
D
Na aanleiding van uw vraag ben ik op zoek...
Slide 28 - Quizvraag
Wat is goed geschreven?
A
doormiddelvan
B
doormiddel van
C
door middelvan
D
door middel van
Slide 29 - Quizvraag
6. Leesbaarheid
De kandidaat gebruikt, indien nodig, een heldere lay-out met witregels, kopjes en paragrafen.
Denk aan:
inleiding - middenstuk - slot
aanhef/titel
witregels
Slide 30 - Tekstslide
Tot slot
Je wekt een actieve indruk door...
getallen tot en met twintig voluit te schrijven
Met vriendelijke groet, (NIET: m.vr.gr.)
Slide 31 - Tekstslide
Zijn er vragen over het examen?
Slide 32 - Open vraag
Schrijfproducten
Tijdens het examen schrijf je dus twee van de volgende producten:
zakelijke brief/e-mail
artikel
verslag
betoog
memo
Slide 33 - Tekstslide
Over welk(e) schrijfproduct(en) zou je uitleg willen?