In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Bereken:
43X120=
Slide 1 - Open vraag
Bereken:
85X400=
Slide 2 - Open vraag
is hetzelfde als
21
A
2%
B
5%
C
20%
D
50%
Slide 3 - Quizvraag
is hetzelfde als
41
A
4%
B
40%
C
25%
D
20%
Slide 4 - Quizvraag
is hetzelfde als
81
A
8%
B
12,5%
C
80%
D
25%
Slide 5 - Quizvraag
24,8 % is ongeveer:
A
7/10
B
3/10
C
1/4
D
1/2
Slide 6 - Quizvraag
Wat is meer ?
A
40%
B
1/2
Slide 7 - Quizvraag
30,6% is ongeveer
A
7/10
B
1/2
C
3/10
D
1/4
Slide 8 - Quizvraag
Waarom staat er 62,5 in de tabel?
Slide 9 - Tekstslide
Waarom staat er 62,5 in de tabel?
Slide 10 - Open vraag
Sleep de getallen hierboven
naar de vakjes onder
op volgorde van klein naar groot.
75%
33,50%
3
---
10
4
---
5
12,9%
12,09%
1
---
3
1
---
8
Slide 11 - Sleepvraag
Wat is de nieuwe prijs?
Slide 12 - Tekstslide
Waar staat de afkorting btw voor?
A
Bijgestelde toenemende waarde
B
Belasting toenemende waarde
C
Belasting toegevoegde waarde
D
Bijgestelde toegevoegde waarde
Slide 13 - Quizvraag
Fotovraag: Lieke koopt een terrasverwarming. De prijs is €1299,- exclusief 21% btw. Wat is de prijs inclusief btw?
Slide 14 - Open vraag
De prijs van elektriciteit is gestegen van 6,9 naar 10,6 cent per kWh.
Wat is de absolute prijsstijging?
Slide 15 - Tekstslide
Fotovraag: De prijs van elektriciteit is gestegen van 6,9 naar 10,6 cent per kWh. Bereken de relatieve prijsverhoging.
Slide 16 - Open vraag
Fotovraag: De prijs van een Mini One is verhoogd met 2,6%. Dat is een prijsverhoging van €505,-. Bereken de oude prijs. Rond af op hele euro's.
Slide 17 - Open vraag
Fotovraag: Een kilogram kaas kost €6,50 inclusief 6% btw. Bereken de prijs exclusief btw.
Slide 18 - Open vraag
In 2011 zijn er in Nederland 1 470 000 koeien.
In 2012 is dat aantal gestegen tot 1 484 000 koeien.
Bereken hoeveel koeien er zijn bijgekomen.
Slide 19 - Woordweb
Fotovraag: In 2011 zijn er in Nederland 1 470 000 koeien. In 2012 is dat aantal gestegen tot 1 484 000 koeien. Bereken de stijging in promille.
Slide 20 - Open vraag
Wat is de exponentiele formule?
bg=begingetal, gf=groeifactor
A
Uitkomst=bg⋅gftijd
B
Uitkomst=gf⋅bgtijd
C
Uitkomst=bg+gftijd
D
Uitkomst=gf+bgtijd
Slide 21 - Quizvraag
Welke groeifactor hoort bij een toename van 5,6%?
A
5,6
B
0,056
C
1,56
D
1,056
Slide 22 - Quizvraag
Welke groeifactor hoort bij een afname van 19,2%?
A
0,192
B
1,192
C
0,808
D
80,8
Slide 23 - Quizvraag
Spaarbedrag=150⋅1,031tijd
Hoeveel staat er na 10 jaar op de rekening?
Spaarbedrag in euro's; tijd in jaren.
Slide 24 - Woordweb
Fotovraag: Sandra opent een spaarrekening. Zij zet daar €150,- op. De bank geeft 3% rente per jaar. Wat is de exponentiele formule. Schrijf op hoe je er aan komt.
Slide 25 - Open vraag
Wat is het begingetal van de volgende formule:
x
3,4t
aantal=6
A
aantal
B
3,4
C
6
D
t
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de groeifactor van de tabel hiernaast
A
5
B
3
C
1
D
10
Slide 27 - Quizvraag
Is dit een exponentiele tabel?
A
ja, begingetal 5, groeifactor 10
B
Nee, de groeifactor is niet steeds zelfde
C
Ja, begingetal 5, groeifactor 3
D
Nee, tabel begint niet bij 0
Slide 28 - Quizvraag
Exponentiële formule
Uitkomst = begingetal x groeifactor
1,05 is een macht
is de exponent
4
tijd
4
Slide 29 - Tekstslide
De groeifactor per kwartier is 4, de groeifactor per uur is dan
A
4
B
16
C
256
Slide 30 - Quizvraag
De groeifactor per maand is 0,89 de groeifactor per jaar is dan
A
0,247
B
0,792
C
0,89
Slide 31 - Quizvraag
De toename is 15% de factor is dan:
A
0,15
B
0,85
C
1,15
Slide 32 - Quizvraag
De afname is 0,4% de factor is dan:
A
0,04
B
0,4
C
0,96
D
0,996
Slide 33 - Quizvraag
Exponentiële formule
Er zijn nog 2250 panda's, ieder jaar neemt dat aantal met 6% af.