Grammatica 3.3




De jongens hebben stiekem vuurwerk afgestoken. 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les




De jongens hebben stiekem vuurwerk afgestoken. 

Slide 1 - Tekstslide

- Wie of wat doet wat?
- Wie of wat ondergaat het? 
Wie of wat doet wat in deze zin?
De bus vervoert de reizigers naar huis.

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie of wat ondergaat het?
De bus vervoert de reizigers naar huis

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie of wat doet wat in deze zin?

Een kopje koffie kunt u halen bij de leerlingenbalie.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie of wat ondergaat het?

Een kopje koffie kunt u halen bij de leerlingenbalie.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammatica zinsdelen
De 'doener' is het onderwerp. 
De 'ondergaander' is het lijdend voorwerp.

De jongen (doener)  eet een appel (ondergaander). 
Maak aantekeningen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het lijdend voorwerp
Wat / wie + gezegde + onderwerp?

De jongen eet een appel. 
Wat eet de jongen? 
een appel = het lijdend voorwerp

Maak aantekeningen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op
  • Als je geen antwoord kunt geven op de vraag, dan heeft de zin geen lijdend voorwerp.
  • Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
  • Een lijdend voorwerp geeft nooit een tijd of plaats aan.
Maak aantekeningen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Maak 4.3 C van de studieplanner

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp ?
Justin schoot de bal in het doel.
A
Justin
B
in het doel
C
de bal
D
* geen lijdend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp?
Justin schoot de bal in het doel.
A
Justin
B
in het doel
C
de bal
D
* geen lijdend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het meewerkend voorwerp 
Aan wie + gezegde + o (+ lv)? 
Voor wie + gezegde + o (+ lv)? 

Het zou haar een mooie prijs opleveren.
Voor wie zou het een mooie prijs opleveren? 
haar = het meewerkend voorwerp 
Maak aantekeningen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op
  • Bij het meewerkend voorwerp kun je de woorden ‘aan’ of ‘voor’ vaak weglaten of juist toevoegen.
Hij geeft zijn vriendin een zoen. 
Hij geeft aan zijn vriendin een zoen. 

  • Een meewerkend voorwerp geeft nooit een plaats of een tijd aan.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp?
De spullen zijn veel waard voor mij.
A
De spullen
B
zijn veel waard
C
voor mij
D
* geen meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woorden als 'bestuurder' en 'chauffeur' noem je
A
homoniemen
B
synoniemen
C
samentrekkingen
D
samengestelde woorden

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Formuleren
  • Synoniemen zijn woorden die (ongeveer) hetzelfde betekenen. 
  •  Het ene woord is soms wat zakelijker dan het andere.
  • Synoniemen worden vaak in een tekst gebruikt, om de tekst gevarieerder te maken. 

Politieagent: wout - flik - diender - smeris - politiefunctionaris

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hoi, met ........ ik had een vraag of je coronatoegangsbewijs ook een verhaal bij moet typen of allen die kleine stukjes
Best mevrouw van Schilt, ik heb een vraag over de opdracht van het coronatoegangsbewijs. hoe groot moet het lettertype bij de tussen kopjes? Met vriendelijke groeten van..........
Verschillende schrijfstijlen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Formuleren: schrijfstijlen
  • De inhoud kan hetzelfde zijn, de stijl kan anders zijn:
  1.  Hartelijk dank voor uw antwoord.
  2. Superfijn, je reactie.
  3. Had dit nou zo lang moeten duren?
  4. Hoe kan ik je bedanken voor je ontroerende antwoord op mijn mail?
  5. Uw antwoord wordt bijzonder gewaardeerd.
  6. Hè, hè, fijn dat je eindelijk naar je mail kijkt en me antwoordt.
  7. Toppie, ik kan weer vooruit ☺.
  8. Je antwoord is voor mij een vlam van hoop in de verder duistere reis die mijn leven heet.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je schrijft je docent een kort bericht over een
vraag over het huiswerk. Gebruik
maximaal 5 zinnen en gebruik je eigen stijl.
timer
5:00

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten op de studieplanner. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?
A
Wie/wat+ onderwerp?
B
Aan wie + onderwerp + meewerkend voorwerp?
C
Wat/wie + gezegde+ onderwerp?
D
Voor wie + onderwerp + meewerkend voorwerp?

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn Belgische neven hebben nooit een zak friet gegeten.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp?
Een aantal kippen heeft voor hun oude boer een ei gelegd.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?
A
Voor wie + gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)?
B
Aan wie + gezegde + onderwerp + (lijdend voorwerp)?
C
Wat/wie + gezegde+ onderwerp?
D
A+B

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp?
Wat heeft de advocaat jou verteld?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp?
Een boomhut zal voor mijn zieke broer gebouwd worden door zijn vrienden.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Maak de twee oefeningen in de studieplanner:

  1. Lijdend voorwerp
  2. Meewerkend voorwerp
  3. Stuur je score via een chatbericht naar de docent
  4. Ga verder met de andere opdrachten

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies