Elektriciteit Havo3 3.1

Wat weet je over elektriciteit?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je over elektriciteit?

Slide 1 - Tekstslide

Een materiaal dat elektriciteit kan vervoeren noem je een...

Slide 2 - Open vraag

Elk metaal is een geleider.
A
Waar
B
Niet waar
C
soms
D
ik weet het niet

Slide 3 - Quizvraag


Wat vervoert de energie in een stroomkring?

Slide 4 - Open vraag

De bouw van een atoom
  • Een proton heeft een positieve elektrische lading die even groot is als de negatieve lading van een elektron. Neutronen zijn, zoals hun naam al aangeeft, neutraal: ze hebben geen elektrische lading.

Slide 5 - Tekstslide

Krachten die elektrische ladingen kunnen uitoefenen

Slide 6 - Tekstslide

Statische elektriciteit is elektrische lading die niet door een draad gaat (zoals elektriciteit in een oplaadkabeltje dat wel doet).

Het gebeurt als twee voorwerpen verschillende ladingen hebben.

Slide 7 - Tekstslide

Bliksem
Ontstaat bij een te groot verschil in lading

Negatieve lading 'springen' over naar positieve lading


Slide 8 - Tekstslide

Spanningsbronnen
Een spanningsbron heeft twee functies:
  1. De spanningsbron zorgt dat er een stroom (negatieve ladingen) gaat lopen.
  2. De spanningsbron geeft energie mee aan de negatieve ladingen in de elektrische stroom.

 Spanningsbronnen

Slide 9 - Tekstslide

Batterij-Cel:
  • Aan de + en - pool verschillende chemische reacties.
  • Chemische stoffen worden omgezet. Er ontstaan elektronen
  • Zo komt spanning op polen.
  • Bij aansluiting ontstaat een elektrische 
       stroom.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is stroomsterkte?

Slide 11 - Open vraag

Stroomsterkte is een...
A
Grootheid
B
Eenheid
C
mening
D
raar iets

Slide 12 - Quizvraag

Stroomsterkte meet je in....
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Joule

Slide 13 - Quizvraag

Wat is spanning?

Slide 14 - Open vraag

Spanning is een...
A
Grootheid
B
Eenheid
C
mooie film
D
elastiekje

Slide 15 - Quizvraag

Spanning meet je in....
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Joule

Slide 16 - Quizvraag

Welke twee gegevens heb je nodig om vermogen te berekenen?
A
Spanning en tijd
B
Stroom en tijd
C
Stroom en Spanning
D
Tijd en Capaciteit

Slide 17 - Quizvraag

Wat bereken je met vermogen?

Slide 18 - Open vraag

Elektrisch vermogen

Slide 19 - Tekstslide

Vermogen
Het vermogen (P) hangt af van: De spanning (U).
Hoe meer Volt (V), des te groter is het vermogen.

Het vermogen (P) hangt óók af van: De stroomsterkte (I).
Hoe meer Ampère, des te groter het vermogen.
                          De formule voor het vermogen is dus:
                                               P = U x I

Slide 20 - Tekstslide

Teken een parallelschakeling met symbolen en maak er een foto van:

Slide 21 - Open vraag

In een parallelschakeling is de spanning?
A
Gelijk
B
Verdeeld

Slide 22 - Quizvraag

Teken een serieschakeling met symbolem en maak er een foto van:

Slide 23 - Open vraag

In een serieschakeling is de stroomsterkte?
A
Gelijk
B
Verdeeld

Slide 24 - Quizvraag

Spanning en stroomsterkte meten

Slide 25 - Tekstslide

Meet de spanning bij het eerste lampje.
V
A

Slide 26 - Sleepvraag

Meet de stroomsterkte bij het tweede lampje.
V
A

Slide 27 - Sleepvraag

Meet de stroomsterkte bij het tweede lampje en de spanning van het eerste lampje.
V
A

Slide 28 - Sleepvraag

Rondvraag
Vragen
en/of
 mededelingen?

Slide 29 - Tekstslide