Allround 18

Allround 18 
Maken van berekeningen en omgaan met geld
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Allround 18 
Maken van berekeningen en omgaan met geld

Slide 1 - Tekstslide

electronische kassa


je slaat zelf de prijzen aan.

de kassa kan optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen,

wisselgeld uitrekenen.

Slide 2 - Tekstslide

Geld = Een algemeen aanvaard ruilmiddel
Chartaal geld = Het tastbare geld. Dit kun je vasthouden en kun je zien, zoals munten en bankbiljetten 
 
Giraal geld = Het niet tastbare geld, 
zoals het geld op de bank.  

Slide 3 - Tekstslide

Giraal geld  
Pinpas 
Mobiel betalen 
Creditcard/Debetcard  
Overige betaalmiddelen: 
Cadeaubon 
Tegoedbon  
Consumptiebon  

Slide 4 - Tekstslide

Online betalen
IDEAL  
Paypal 

Slide 5 - Tekstslide

Kasopmaak
Aan het eind van je werkdag moet de inhoud van de kassa gecontroleerd worden.
Ervaring?

Slide 6 - Tekstslide

Derving
  • = verlies van inkomsten die je normaal gesproken wel zou hebben gehad.
  • Bij goederen kan dat door bederf, beschadiging of diefstal komen.
  • Derving van kasgeld is ook mogelijk

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden van derving (verlies van inkomsten) bij de kassa: 
Wisselfouten 
Omzetfouten 
Afrondingsfouten 
Administratieve fouten 
Vergissingen 
Vermissingen 
Diefstal of fraude door klanten, personeel of leveranciers (dit wordt ook wel criminele derving genoemd) 

Slide 8 - Tekstslide

Afromen
Afromen  = het teveel aan geld uit de kassa halen. 
 
Afroombox of cashbox: een klein kluisje 
waar het teveel aan kasgeld ingestopt 
kan worden.  

Slide 9 - Tekstslide

Kassa opmaken  

Het vergelijken van het geld en de waardepapieren in de kassa of in de afroombox, met het bedrag wat volgens het kasregister aanwezig is.  

Slide 10 - Tekstslide

Kassa opmaken
X-afslag of X-bon: kassabon met het totaal van alle omzet van die dag tot op dat moment.  

Z-afslag of Z-bon: kassabon met het totaal van alle omzet van die dag. De tellingen worden weer op 0 gezet.  

Kaskantoor: de ruimte die is ingericht voor de opmaak van de kassa’s  

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Kassa-tellijst  

Slide 13 - Tekstslide

Afroomformulier 

Slide 14 - Tekstslide

Kasafdracht 
Afdrachtlijst: een formulier om vast te stellen hoeveel geld er naar de kluis moet

Slide 15 - Tekstslide

Boekje 18
Opdrachten maken: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 15, 17, 18, 21, 23, 24, 25, 26, 28, 29, 30, 31 en 34

Overslaan: 12, 13, 14, 16, 19, 20, 22, 27, 32, 33 en 35

Slide 16 - Tekstslide