2Havo §2.4 Gemiddelde, modus en mediaan

§2.4 Gemiddelde, modus en mediaan
Leerdoelen:
Hoe je het gemiddelde bij een frequentietabel berekent
Hoe je de modus en mediaan berekent
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

§2.4 Gemiddelde, modus en mediaan
Leerdoelen:
Hoe je het gemiddelde bij een frequentietabel berekent
Hoe je de modus en mediaan berekent

Slide 1 - Tekstslide

Gemiddelde, modus en mediaan
Het gemiddelde, de modus en de mediaan zijn manieren om met cijfermatige data om te gaan.

VRAAG:
Waar moet je aan denken bij 'cijfermatige data'?
Antwoord in de volgende slide.

Slide 2 - Tekstslide

Wat versta jij onder cijfermatige data?.

Slide 3 - Woordweb

Cijfermatige data betekent ...
- gegevens (statistieken) in de vorm van getallen (waarden)

Slide 4 - Tekstslide

Modus
The modus is de waarde die het vaakst voorkomt (de hoogste frequentie heeft) 
(frequentie = het aantal keren dat iets voorkomt §2.3)

Voorbeeld:
Wiskunde cijfers van klas 2R: 5, 6, 10, 8, 6, 7, 9, 5, 8, 7, 6.
Laten we een frequentietabel maken.
(Dit heb je geleerd in §2.3)

Slide 5 - Tekstslide

Modus
De modus is de waarde met de hoogste frequentie.

Cijfers (grades) van klas 2R: 
5, 6, 10, 8, 6, 7, 9, 5, 8, 7, 6.

Slide 6 - Tekstslide

Modus
De modus is de waarde met de hoogste frequentie.


Cijfers (grades) van klas 2R:
5, 6, 10, 8, 6, 7, 9, 5, 8, 7, 6.

Vraag: Wat is de modus? 
ANTWOORD
timer
0:15

Slide 7 - Tekstslide

De modus is .....

Slide 8 - Woordweb

Modus
De modus is de waarde met de hoogste frequentie.


Cijfers (grades) van klas 2R:
5, 6, 10, 8, 6, 7, 9, 5, 8, 7, 6.

The modus is het cijfer 6 (met een frequentie van 3)

Slide 9 - Tekstslide

Modus - nog een voorbeeld!
De modus is de waarde met de hoogste frequentie.
Als geen van de waarden de hoogste frequentie heeft, dan is er geen modus

Zowel het cijfer 6 als het cijfer 8 hebben de
hoogste frequentie (4), 
daarom is er geen modus.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Mediaan
De mediaan is het middelste getal, wanneer gegevens gesorteerd worden van klein naar groot.

Cijfers van klas 2R: 5, 6, 10, 8, 6, 7, 9, 5, 8, 7, 6.

Slide 13 - Tekstslide

Mediaan
De mediaan is het middelste getal, wanneer gegevens gesorteerd worden van klein naar groot.

Cijfers van klas 2R: 5, 6, 10, 8, 6, 7, 9, 5, 8, 7, 6.

Eerst sorteren van klein naar groot: 5, 5, 6, 6, 6, 7, 7, 8, 8, 9, 10

Slide 14 - Tekstslide

Mediaan
De mediaan is het middelste getal.

Cijfers van klas 2R: 5, 5, 6, 6, 6, 7, 7, 8, 8, 9, 10.

VRAAG:
Wat is de mediaan?
ANTWOORD

timer
0:30

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de mediaan?
A
6
B
7
C
8
D
Er is geen mediaan

Slide 16 - Quizvraag

Mediaan
De mediaan is het middelste getal, wanneer gegevens gesorteerd worden van klein naar groot.

Cijfers van klas 2R: 5, 6, 10, 8, 6, 7, 9, 5, 8, 7, 6.
Gesorteerd van klein naar groot: 5, 5, 6, 6, 6, 7, 7, 8, 8, 9, 10

De mediaan is het cijfer (grade) 7.

Slide 17 - Tekstslide

Mediaan-nieuwe situatie!
Stel dat het aantal waarden even is, dan is de mediaan het gemiddelde van de middelste twee waarden.

Voorbeeld:
5, 6, 6, 7, 8, 9
Mediaan = (6 + 7)/2 = 6.5

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Gemiddelde
Hoe bereken je het gemiddelde bij een frequentietabel?

Cijfers van klas 2R: 5, 6, 10, 8, 6, 7, 9, 5, 8, 7, 6.

Vraag:
Wat is het gemiddelde cijfer? 


timer
1:30

Slide 21 - Tekstslide

Gemiddelde


Cijfers van klas 2R: 5, 6, 10, 8, 6, 7, 9, 5, 8, 7, 6.

Het gemiddelde is (5 + 6 + 10 + .... + 6)/11 = 77/11 = 7.
Hoe kan het sneller?

Slide 22 - Tekstslide

Gemiddelde
  1. Bereken eerst het totaal van de frequenties. Het zijn 11 getallen.
  2. Vermenigvuldig het cijfer (grade) met de frequentie. Tel dat allemaal op.
  3. Deel het totaal van de uitkomsten door het totaal van de frequenties en je hebt het gemiddelde.

Het gemiddelde is het cijfer 77/11 = 7

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
  • §2.4: Gemiddelde, modus en mediaan
Opgave 21, 22(O22), 23, 24(O24), 25

  • Controleer je werk met het uitwerkingenboek!

Vind je het makkelijk? Maak dan U5 en/of U6

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide


A
87 : 48 = 1,8
B
48 : 87 = 0,6
C
95 : 48 = 2
D
48 : 95 = 0,5

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide