Grammatica woordsoorten: zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord, koppelwerkwoord

Grammatica woordsoorten: zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord, koppelwerkwoord
Welkom klas 2 havo. Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.

Stap 1: Telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek en chromebook
Stap 3: Log in bij Lessonup met je eigen naam.
Stap 4: Noteer het verschil tussen hun en hen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten: zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord, koppelwerkwoord
Welkom klas 2 havo. Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.

Stap 1: Telefoons in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek en chromebook
Stap 3: Log in bij Lessonup met je eigen naam.
Stap 4: Noteer het verschil tussen hun en hen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kan ik het zelfstandig werkwoord, het koppelwerkwoord en het hulpwerkwoord herkennen en benoemen in een zin.

Ik kan een zin maken met meerdere hulpwerkwoorden in de zin

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Lezen
Check huiswerk via het bord
Werkwoorden: wat weet je nog?
Uitleg + oefenen
Huiswerk: blz. 260 opdr 3 en blz.62 en 63   opdr. 1, 2 en 3

Slide 3 - Tekstslide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden opdr 1
1. Pers.vnw.: X bez. vnw: mijn, haar
2. Pers.vnw.: je bez. vnw: onze
3. Pers.vnw.: X bez. vnw: m'n, zijn
4. Pers.vnw.: hun bez. vnw: hun
5. Pers.vnw.: ik, jou  bez. vnw:X
6. Pers.vnw.: het, je bez. vnw: X

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 2
1. hun, hun
2. hen
3. hen
4. hun, hun

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3
Verlegenheid is een mooie eigenschap, maar (1) deze/die (aanw.vnw) karaktertrek kan ook behoorlijk lastig zijn. Verlegen mensen leggen minder makkelijk contact, waardoor (2) zij/ze (pers.vnw) soms vereenzamen. (3) Zij/Ze (pers.vnw) durven nauwelijks initiatief te nemen, behalve in (4) hun (bez.vnw) vertrouwde omgeving. (5) Zij/Ze (pers.vnw) vragen zich namelijk steeds af (6) wat (vr.vnw) anderen van (7) hen (pers.vnw) denken. Ben (8) jij (pers.vnw) ook zo verlegen?


Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord, koppelwerkwoord
Zelfstandig werkwoord: Het belangrijkste werkwoord in een zin waarbij het onderwerp iets doet (in een zin met een wg).
Koppelwerkwoord: Koppelt het onderwerp aan de eigenschap. Dit zijn: zijn, worden, blijven, blijken, lijken en schijnen.
Let op: Kijk goed of dit werkwoord wordt gekoppeld aan de eigenschap. Zo niet, dan is het een hulpwerkwoord.
Hulpwerkwoord: Het werkwoord dat helpt naar het koppelwerkwoord of naar het zelfstandig werkwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Benoem het soort werkwoord in de zin: Ik zou wel naar de zon willen vliegen. (zww, hww, kww)

Slide 9 - Open vraag

Benoem het soort werkwoord uit de zin: Ik had wel een kat willen zijn. (zww, hww, kww)

Slide 10 - Open vraag

Aan de slag
Maken: blz. 260 opdracht 3 en  op blz. 62 en 63 opdracht 1, 2,      4

Slide 11 - Tekstslide