Boek, schrift, stilleesboek,etui laptop dicht op tafel
We starten met 10 min stillezen
timer
1:00
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom
Boek, schrift, stilleesboek,etui laptop dicht op tafel
We starten met 10 min stillezen
timer
1:00
Slide 1 - Tekstslide
Aron: 'Ik heb hele mooie schoenen gekocht'.
Joel: 'Weet je het zeker?'
Aron: 'Hoe bedoel je?'
Joel: 'Zonder gaten?'
Aron: 'Natuurlijk, hoe kom je daar nou bij?'
Slide 2 - Tekstslide
Deze les
Lesdoel: Je hebt ervaren hoeveel invloed een bijvoeglijk naamwoord kan hebben.
Leerdoel: Je leert bijvoeglijke naamwoorden herkennen in een tekst
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Woordweb
Opdracht
Maak individueel het werkblad (5 min)
Ruil het werkblad met je schoudermaatje, en lees het blad wat nu voor je ligt.
Slide 5 - Tekstslide
Wat valt je op?
Slide 6 - Open vraag
Ik vind het lastig:
Ik heb instructie nodig
Ik lees de informatie van hoodstuk 13 goed door en evt. ook blz. 28
Ik kan een bijvoeglijk naamwoord herkennen en ik weet hoe ik ze moet schrijven
Ik maak de opdrachten 1 t/m 9 van hoofdstuk 13
Ik schrijf een recensie over een klein alledaags voorwerp. Kies voor een laaiend enthousiast of juist een strenge beoordeling. Gebruik zoveel mogelijk bijv.naamwoorden, denk ook aan de trappen van vergelijking
Slide 7 - Tekstslide
Vervolg les.....
A
Ik doe mee aan de instructie
B
Ik maak de opdrachten 1 t/m 9
C
IK lees de theorie zelf door van hoofdstuk 13
D
Ik schrijf een recensie
Slide 8 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord
Geeft extra informatie bij een mens, plant, dier of ding
( zelfstandig naamwoord)
Slide 9 - Tekstslide
Zo herken je het
Een bijvoeglijk naamwoord:
zegt iets over een zelfstandig naamwoord;
staat er direct voor en soms erachter;
een paarse krokodil
De krokodil is paars.
heeft een ‘verbogen’ vorm.
Het ticket is goedkoop.
het goedkope ticket
Slide 10 - Tekstslide
Een bijvoeglijk naamwoord:
kan zelfstandig gebruikt worden;
Ik wil een blauwe, geen groene.
heeft vaak trappen van vergelijking;
Deze is laag, die is lager en die het laagst.
zijn soms deelwoorden van werkwoorden.
Blaffende honden bijten niet.
Slide 11 - Tekstslide
Een bijvoeglijk naamwoord:
kan zelfstandig gebruikt worden;
Ik wil een blauwe, geen groene.
heeft vaak trappen van vergelijking;
Deze is laag, die is lager en die het laagst.
zijn soms deelwoorden van werkwoorden.
Blaffende honden bijten niet.
Slide 12 - Tekstslide
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: (waarvan iets is gemaakt)
eindigt op -en
een houten tafel
een stoffen bankstel
behalve nieuwe stoffen
een plastic speelgoedauto
een polyester trui
Slide 13 - Tekstslide
voltooid deelwoord: schrijf het zo kort mogelijk
het bestede geld (niet: besteedden)
de aanvaarde excuses (niet: aanvaardden)
wél dubbel -t en dubbel -d, voor uitspraak
het geschudde blikje
Slide 14 - Tekstslide
Trappen van vergelijking
Is jouw teamgenootje aardig? (stellend)
Is zij aardiger dan anderen? (vergrotend)
Of is ze het aardigst? (overtreffend)
vergrotende trap: stellende trap + ‘-er’
overtreffende trap: stellende trap + -st’
Slide 15 - Tekstslide
Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast
Slide 16 - Quizvraag
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van lief?
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)
Slide 18 - Quizvraag
Nu samen.......
Hoofdstuk 13
Opgave 1 t/m 9
Slide 19 - Tekstslide
Recensie
Slide 20 - Woordweb
Recencie
Slide 21 - Woordweb
Recensie
Slide 22 - Woordweb
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord
B
Dit woord zegt iets over een voorzetsel
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
D
Dit woord zegt iets over een lidwoord
Slide 23 - Quizvraag
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren
Slide 24 - Quizvraag
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 25 - Quizvraag
Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.
A
grote
B
dikke
C
fietsen
D
gekke
Slide 26 - Quizvraag
Evaluatie
A
Ik kan bijv. nw herkennen en in allerlei vormen schrijven
B
Ik herken bijv. nw in een zin
C
Ik kan bijv. nw toepassen
D
Ik herken de bijv. nw in een zin, maar het goed schrijven vind ik lastig