HAVO 1 Aller + le futur proche

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Le verbe aller + Le futur proche

Le verbe aller

Aller is een Frans onregelmatig werkwoord.

Onregelmatig betekent dat bij het vervoegen er geen logische regel in zit. Je moet dit dus gewoon leren. 

Aller betekent gaan

Je gaat nu dus leren hoe je zegt ik ga, jij gaat, hij gaat, zij gaat enzovoorts.

Aller

Het werkwoord aller = gaan

Je vais -> Ik ga

Tu vas -> Jij gaat

Il va -> Hij gaat

Elle va -> Zij gaat

On va -> Men gaat

Nous allons - > Wij gaan

Vous allez - > Jullie gaan / u gaat

Ils vont - Zij gaan (m mv)

Elles vont -> Zij gaan (v mv)

In het rood staan de Nederlandse vertalingen van de vervoegingen van Aller. Sleep de juiste naar elkaar.

Ik ga

Jij gaat

Men gaat

Wij gaan

Jullie gaan / U gaat

Zij gaan

Elles vont

On va

Nous allons

Tu vas

Je vais

Vous allez

Vertaal:
Het meisje gaat (het meisje = la fille)

Vertaal:
Jij gaat

Vertaal:
U gaat

Vertaal:
Meneer Wondergem gaat (meneer = monsieur)

Vertaal:
Mohamed en Mouhcine gaan (en = et)

Vertaal:
Wij gaan

Le Futur Proche

Écris!

Futur proche = de toekomende tijd. Je zegt iets dat nog moet gebeuren. Je gaat iets doen.

Je gebruikt dan het werkwoord ''aller (gaan)'' + het hele werkwoord.

Voorbeeld: = Je vais faire mes devoirs - Ik ga mijn huiswerk maken

Voorbeeld: = Ils ne vont pas jouer du piano - Zij gaan niet piano spelen.

Je gebruikt dus aller (vervoegd) + het hele werkwoord van het woord dat je gaat doen.

Vertaal de volgende zin naar het Nederlands:
Nous allons porter une robe

Vertaal naar het Frans wat tussen haakjes staat.
(wij gaan leren) le français.
(leren = apprendre)

Vertaal naar het Frans wat tussen haakjes staat.
(Jullie gaan lopen) à la plage.
lopen = marcher

Vertaal naar het Frans wat tussen haakjes staat.
(Hij gaat eten) de la ratatouille.
eten = manger

Vertaal naar het Frans wat tussen haakjes staat.
(Aya en Iglas gaan drinken) un verre d'eau.
drinken = boire

Vertaal naar het Frans:
Ik ga een trui dragen. (een trui = un pull)

Vertaal naar het Frans:
Jij gaat een horloge kopen.
(kopen = acheter. Een horloge = une montre)