In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 1 video.
3. Onderwerp
Zoek het onderwerp
Je kunt het onderwerp van een zin vinden door de volgende vraag te stellen:
WIE/WAT + persoonsvorm?
Voorbeelden:
Marieke schuift de deuren open.
Vraag: WIE/WAT schuift?
Antwoord: Marieke = onderwerp
In het bos staan veel grote bomen.
Antwoord: veel grote bomen = onderwerp
- begint altijd met een voorzetsel
- het voorzetsel kun je (bijna niet) vervangen door een ander voorzetsel
- is verbonden met het belangrijkste werkwoord in de zin
- heeft vaak een figuurlijke betekenis
De bijstelling is een zinsdeelstuk dat dezelfde persoon of zaak nog een keer noemt, maar dan met andere woorden.
Kenmerken bijstelling:
- het is een zinsdeelstuk
- gebruik komma's
- persoon/zaak en bijstelling kunnen omgedraaid worden zonder dat de betekenis verandert.
Voorbeeld:
De manager van de supermarkt, Peter Jansen, heeft een leuke actie bedacht voor Sinterklaas.
Peter Jansen, de manager van de supermarkt, heeft een leuke actie bedacht voor Sinterklaas.