3 havo grammatica blok 1

3 havo
grammatica zinsdelen blok 1
- herhaling zinsdelen
- hoofd- en bijzinnen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3 havo
grammatica zinsdelen blok 1
- herhaling zinsdelen
- hoofd- en bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Ontleed de volgende zin door woorden naar de goede zinsdelen te slepen. Er kunnen meerdere woorden bij één zinsdeel staan.

WWG: werkwoordelijk gezegde
OND: onderwerp
LV: lijdend voorwerp
MV: meewerkend voorwerp
BWB: bijwoordelijke bepaling
VZV: voorzetselvoorwerp
timer
1:30
WWG
OND
LV
MV
BWB
VZV
Over
het
algemeen
reageren
patiënten
met
die
ziekte
goed
op
dit
medicijn

Slide 2 - Sleepvraag

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde (WWG) bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 
Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Bij het werkwoordelijk gezegde doet iemand iets.


Slide 3 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde (NWG) bestaat uit twee delen:
  • het werkwoordelijk deel met alleen werkwoorden.
  • het naamwoordelijk deel (zegt iets over het onderwerp).

Bij het naamwoordelijk gezegde is iemand iets.
De mensen | zijn | aardig. (werkwoordelijk deel = zijn, naamwoordelijk deel = aardig, NWG= zijn aardig)

In een naamwoordelijk gezegde moet altijd een koppelwerkwoord zitten. Er zijn er negen: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen

Slide 4 - Tekstslide

Het gebouw wordt afgebroken.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quizvraag

Sommige leerlingen zijn daarom boos.
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quizvraag

Onderwerp
Het onderwerp (OND) is degene die iets doet of iets is in de zin.

Stel de vraag: wie of wat + wwg/nwg = onderwerp

Slide 7 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp (LV) is datgene wat de werking van het wwg direct ondergaat.

  • wie / wat + gezegde+ onderwerp
  • niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
  • lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
  • In een zin met een nwg zit nooit een lijdend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 9 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (MV) is degene die iets ontvangt, verneemt of van wie iets wordt afgenomen.

  • begint vaak met het voorzetsel aan of voor 
  • meestal een levend wezen
  • aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 11 - Quizvraag

Ik help hem.
Ik zie haar.
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 12 - Sleepvraag

Het voorzetselvoorwerp

Het voorzetselvoorwerp (VZV) begint altijd met een voorzetsel.


  • is een combinatie van een  vast voorzetsel met een zelfstandig werkwoord of een naamwoordelijk gezegde.

Ben je boos over die opmerking
Hij wilde mij waarschuwen voor die oplichter.

Het voorzetselvoorwerp kan lijken op het lijdend voorwerp of de bijwoordelijke bepaling. Hoe kan je het verschil zien?
  • lijdend voorwerp kan niet met een voorzetsel beginnen.
  • voorzetselvoorwerp heeft een sterke band met het werkwoord, dat heeft de bijwoordelijke bepaling niet. Je kan het voorzetsel in een bijwoordelijke bepaling vervangen voor een ander voorzetsel, dat kan bij een voorzetselvoorwerp niet.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het voorzetselvoorwerp in de zin?

De politie waarschuwde hem voor de laatste keer.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het voorzetselvoorwerp in de zin?

Verantwoordelijkheid nemen voor je eigen resultaten is iets dat heel belangrijk is.

Slide 15 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling



Een bijwoordelijke bepaling (BWB) geeft vaak antwoord op vragen als: hoe, waarom, wanneer, waarmee, waardoor.


  • Een bijwoordelijk bepaling is het zinsdeel dat overblijft in de zin. 
  • Er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in een zin voorkomen.


Slide 16 - Tekstslide

 Bijvoeglijke bepaling
De bijvoeglijke bepaling (BVB) is geen zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel.
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
  • Er kunnen meer bijvoeglijke bepalingen per zelfstandig naamwoord zijn.

Slide 17 - Tekstslide

Die rivier is heel erg lang.

erg is een..
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 18 - Quizvraag

Een goede juwelier werkt precies.

precies is een..
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 19 - Quizvraag


De geiten op de omheinde plaats mekkerden de hele nacht. 

op de omheinde plaats is een..

A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 20 - Quizvraag

Deze klas heeft altijd erg veel plezier in het tekenlokaal.

in het tekenlokaal is..
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 21 - Quizvraag

Bijstelling
Een bijstelling is geen zinsdeel, maar onderdeel van een zinsdeel.
  • De bijstelling staat vrijwel altijd tussen 2 komma's
  • Een bijstelling noemt dezelfde zaak of persoon nog een keer.


De Maastoren, het hoogste gebouw van Nederland, staat in Rotterdam. 

Slide 22 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Een zin die bestaat uit meerdere persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. 

Een samengestelde zin kan bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.


In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar. Er kan geen ander zinsdeel tussen staan.


Slide 23 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Bijzinnen zijn zinnen die niet 'los' kunnen voorkomen.
  • De pv staat meestal achteraan.
  • Tussen pv en ond kunnen wél zinsdelen staan.

De hond verstopte al zijn botten (hoofdzin), omdat hij (ond) ze nog niet wilde (pv) opeten (bijzin).

Slide 24 - Tekstslide