M&M 19 juni 1BKC

Mens & Maatschappij
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 78 min

Onderdelen in deze les

Mens & Maatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken
  • Duidelijke afspraken:
  • Bij waarschuwen naam op het bord --> naam + streepje is waarschuwing, bij twee streepjes strafwerk, bij drie streepjes gele brief
  • Tijdens de uitleg is het stil --> Vraag? Steek je hand op
  • Wil je iets met mij bespreken? Dit kan na de les of na school

Slide 2 - Tekstslide


  • Hoofdstuk 1 herhalen
  • Zelfstandig werken
  • Voorbereiden/leren toets
  • Les afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Je weet welke drie soorten inkomens mensen kunnen hebben.

Je kunt uitgaven indelen in vaste lasten, dagelijkse uitgaven en incidentele uitgaven.
Je kunt een begroting maken van je inkomsten en uitgaven en je weet waarvoor je geld moet reserveren.
Je kunt een bedrag per week omrekenen naar een bedrag per maand en omgekeerd.


Slide 4 - Tekstslide

 Keuze 1: Toets voorbereiden
Samen met mij
Je volgt de uitleg
Maakt herhalingsvragen mee
Bij onduidelijkheden stel je vragen
Keuze 2: Toets voorbereiden
Samenvatting maken
Begrippen leren
Quizlet maken en oefenen
Herhalingsopdrachten maken

Slide 5 - Tekstslide

Ik kies:
A
Keuze 1 (klassikaal)
B
Keuze 2 (zelfstandig)

Slide 6 - Quizvraag

Basisbehoeften
"Noodzakelijk"

  • Eten
  • Drinken
  • Kleding
  • Dak boven je hoofd
  • Medische zorg
Overige behoeften
"Leven aangenamer maken"

  • Uit eten
  • Wijn, Bier en Champagne
  • Dure merkkleding
  • Vakantiehuisje
  • Plastische chirurgie

Slide 7 - Tekstslide

Rekenen binnen de economie: een aantal regels

- Een geldbedrag schijf je altijd met 2 decimalen (2 cijfers achter de komma) en met het € ervoor. Zo nodig rond je ook af op twee cijfers.
bijv. twee euro vijftig = € 2,50

- Bij duizendtallen noteer je een punt 
(niet in de rekenmachine!)
bijv. drie duizend euro = € 3.000,-

Slide 8 - Tekstslide

Gemiddelde

Slide 9 - Tekstslide

Gemiddelde berekenen

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het gemiddelde?

Slide 11 - Open vraag

15 - 78 - 12
Bereken het gemiddelde!

Slide 12 - Open vraag

Directe ruil
Je ruilt goederen en diensten voor andere goederen of diensten.

Slide 13 - Tekstslide

Indirecte ruil
Je ruilt goederen en diensten voor geld.

Slide 14 - Tekstslide

invloed op je koopgedrag
- Sociale invloed; familie, vrienden
- commerciële invloed; bedrijven, winkeliers, fabrikanten door middel van reclames

Slide 15 - Tekstslide

Procenten/percentage berekenen
 Op een fiets van 350 euro krijg je 15% korting.

1. Hoeveel is 15 % van350 euro

2. percentage  delen door  100
Dus: 15 / 100 = 0,15

3. Vermenigvuldig het decimale getal met het totaal. 
Dus: 0,15 x 350 = 52,50 euro korting.

Slide 16 - Tekstslide

Je krijgt € 30,-- korting op een jas van € 150,--. Hoeveel procent korting is dat?

Slide 17 - Open vraag

Welke stappen moet je afgaan om procenten te berekenen van een bedrag of aantal.

Slide 18 - Open vraag

Jan krijgt 25 % korting op zijn NIKE schoenen. De schoenen kosten € 140
Wat is het bedrag dat hij aan korting krijgt?
A
€25
B
€35
C
€45

Slide 19 - Quizvraag

Britt krijgt 30% korting op haar nieuwe make-up set die € 255 kost
A
€76,5
B
€81.5
C
€78,5

Slide 20 - Quizvraag

Mike krijgt 5 % korting op een nerf pistool die€ 15 kost. Hoeveel moet hij voor de Nerf betalen?
A
€ 13
B
€14,75
C
€ 13,25
D
€ 14,25

Slide 21 - Quizvraag

Piet krijgt 35% korting op zijn e-bike van €1250. Hoeveel kost de e-bike na het aftrekken van de korting.

Slide 22 - Open vraag

Rekenen met procenten 

Slide 23 - Tekstslide

Hulp voor de consument
  • Reclame 
  • De consumentenbond 
  • Informatie over producten
  • Rechten van de consument 

Slide 24 - Tekstslide

Wat doet de consumentenbond?
Reclame laat vooral zien waarom een product goed is. Maar zijn deze producten echt zo goed?


Waarvoor kun je terecht bij de Consumentenbond?
  • Betrouwbare informatie over
      producten.
  • Informatie over je rechten als
      consument.

Slide 25 - Tekstslide

Wat doet de consumentenbond?
De Consumentenbond doet veel onderzoek.

Waarom?
Om betrouwbare informatie te kunnen geven over producten.

Noem een voorbeeld van zo’n onderzoek.
  • de productentest


Slide 26 - Tekstslide

Soorten inkomen
  • Loon / salaris = het inkomen dat je ontvangt als je voor een baas werkt
  • Winst = het inkomen dat je verdient met een eigen bedrijf
  • Uitkering = het inkomen dat je krijgt van de overheid als je bijvoorbeeld werkloos of arbeidsongeschikt bent.


Slide 27 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Vaste lasten = met regelmaat (je zit hier vaak aan vast)
  • Abonnement, huur/hypotheek
Dagelijkse uitgaven = meestal huishoudelijk
  • Boodschappen
Incidentele uitgaven = af en toe
  • Vakantie, nieuwe apparaten, auto

Slide 28 - Tekstslide

Begroting
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.

Slide 29 - Tekstslide

Hoe maak je een begroting?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Rekenen
Soms heb je een inkomen per week. Hoeveel krijg je dan per maand

Voorbeeld: 5 euro zakgeld per week
5 x 52 (aantal weken jaar) / 12 (aantal maanden) =

Slide 32 - Tekstslide

Toets voorbereiden
Samenvatting maken
Begrippen leren
Quizlet
Elkaar overhoren
Vragen aan mij stellen

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk
Toets voorbereiden

Slide 34 - Tekstslide

Poll: hoe vond je de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll