- Ik kan voegwoorden herkennen. (2HV-boek, §10)
- Ik kan nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden herkennen en gebruiken. (2HV-boek, §10)
- Ik kan werkwoorden in samengestelde zinnen benoemen. (2HV-boek, §12)
- Ik weet wat ik moet leren voor de toetsweek.