trappen van vergelijking

• NT2
• Beroepsopleiding

De trappen van vergelijking

Tekst

De stellende trap maak je met een bijvoeglijk naamwoord:

Bijvoorbeeld:

De stad is mooi

Het haar is lang

De auto is duur

De muziek is goed

De vergrotende trap maak je door "er" aan het bijvoeglijk naamwoord toe te voegen. Je vergelijkt twee dingen met elkaar en zet "dan" achter de vgt.

Bijvoorbeeld:

Den Haag is mooier dan Amsterdam.

Het haar van Manoes is langer dan dat van Lot.

Een BMW is duurder dan een Honda.

De muziek van Tjaikovsky is beter dan dat van Mahler.

De overtreffende trap maak je door "st" aan het bijvoeglijk naamwoord toe te voegen. Als je het zelfstandig gebruikt zet je er "het" voor.

Bijvoorbeeld:

Leiden is het mooist.

Het haar van Bianca is het langst. 

Een Maserati is het duurst.

De muziek van Bach is het best.

let op:

Na een "_____r" krijg je "_____der"

duur - duurder

Uitzonderingen:

veel - meer -meest

weinig - minder - minst

goed - beter - best

graag - liever -liefst

Maar......

Je kan je de overtreffende trap ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken, voor een zelfstandig naamwoord.

bijvoorbeeld:

Delft is de mooiste stad.

"Lord of the Rings" is het mooiste boek.

De Laan van Meerdervoort is de langste straat van Nederland

Het langste mensen wonen in Nederland.

Jij bent de beste spreker van ons twee.

Dit het mooiste boek dat ik heb gelezen

Dit zijn de beste schoenen voor een lange wandeling.

De vragen zijn veel ..................... ....................ik had verwacht.

1. het moeilijker
2. moeilijker dan
3. het moeilijkst
4. de moeilijkst

Wie is ........................ ............................. zanger van Nederland.

1. het best
2. betere dan
3. de beste
4. het beter

Messi is goed, maar Johan Cruijff was ....................... ........................

1. goeder dan
2. beter dan
3. het bester
4. het best

Waar vind je ...................... ........................ vogels?

1. de meeste
2. het meest
3. meer als
4. meerdere zijn

De Mont Blanc is ..................... .....................

1. hoger dan
2. de hooger
3. het hoogst
4. hoogste dan

Nederlanders gaan graag naar Spanje, maar gaan ...................... ....................... naar Frankrijk.

1. het liever
2. graag dan
3. het liefst
4. liever dan

Pax is ...................... ....................... hondje van de hele wereld.

1. liever dan
2. de liever
3. liefst dan
4. het liefste

De kleine ijsbeer is ..................... .................... de kleine olifant.

1. bijzonderder dan
2. heel bijzonder
3. het bijzonderst
4. dan bijzonder

Eerlijkheid duurt .................... ......................

1. langer dan
2. de langer
3. de langste
4. het langst

Ik vind chocola ___________ drop. (lekker)

Deze boom is ___________ dat huis. (hoog)

Van alle schoenen vind ik dit paar sneakers ________ (mooi).