Les Communicatie-Grammatica A1: : Unidad 7: oef 13 t/m 14

Unidad 7
El placer de viajar

  1. Pretérito Perfecto
  2. onregelmatige vormen
  3. gebruik muy/mucho
  4. klagen/zich verontschuldigen en excuses aanvaarden

 

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Unidad 7
El placer de viajar

  1. Pretérito Perfecto
  2. onregelmatige vormen
  3. gebruik muy/mucho
  4. klagen/zich verontschuldigen en excuses aanvaarden

 

Slide 1 - Tekstslide

A mí también = ik ook
A mí tampoco = ik ook niet
A mí no = ik niet
A mí sí = ik wel
¡A practicar!: Werkblad (volgende dia)

Slide 2 - Tekstslide

Instructies:
1. Vul het werkblad in
2. Stel elkaar vragen. 
Eerste ronde: Stem in:
A mí también.
A mí tampoco.

3. Tweede ronde: 
Doe een tegenspraak:
A mí no.
A mí sí.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je de Perfecto? 
haber
1. he 
2. has                    + participio
3. ha                               =
1. hemos               + stam           + ado (-ar werkwoorden)
2. habéis                                        + ido   (-er en -ir werkwoorden)
3. han 

Slide 4 - Tekstslide

Formas irregulares

Onregelmatige vormen 

(Zie paragraaf 7.4 p.126)


abrir - abierto
decir - dicho
hacer - hecho
poner - puesto
ver - visto
escribir - escrito
volver - vuelto
morir - muerto
Ojo:
ir - ido
ser - sido
leer - leído



Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden
Op de dag zelf: hoy – vandaag; esta tarde – vanmiddag; despues de comer – na het eten.
Hoy he holgazaneado todo el día. – Vandaag heb ik de hele dag geluierd.
De tijd heeft nog verband met het heden: este mes – deze maand; este fin de semana – dit weekend.
Esta semana he trabajado mucho. – Deze week heb ik hard gewerkt.
Geen concrete tijdsaanduiding: ya – al; nunca – nooit; muchas veces – vaak.
Nunca he estado en Argentina. – Ik ben nog nooit in Argentinië geweest.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Stel elkaar vragen met alguna vez. Volg de voorbeelden hieronder. Gebruik de pretérito perfecto. In de volgende dia vind je meer werkwoorden.

Slide 8 - Tekstslide

¿Alguna vez has?
1. Ir a Beekse Bergen (zoológico)
2. Cantar en la ducha (zingen onder de douche)
3.  Hablar con un animal
4.  Viajar a los Estados Unidos
5. Comer un churro
6. Fumar marihuana
7. Viajar a un país latino
8. Montar a caballo (paard rijden)
9. Tener un accidente (ongeluk)
10. Conocer a una persona famosa (ontmoeten)

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf 5 zinnen over jezelf: Noem 4 feiten die waar zijn en  1 feit die niet waar is:
  • 1. Nunca he estado en Alemania.
  • 2. Nunca he comido haring.
  • 3. Este verano he ido a visitar a mi familia en Costa Rica.
  • 4. Esta mañana he venido en bicicleta a mi trabajo.
  • 5. Nunca he estado en Inglaterra.

Slide 10 - Tekstslide

Tekstboek nr. 13 p.68
 
Grizel habla de sus vacaciones.  Lee las frases de 13b. 
a. Escucha y contesta
- ¿Adónde ha ido?
- ¿En qué medio de transporte?
- ¿Qué tal el viaje? 
b. Marca las informaciones correctas



b. Ma
50
Yucatán
en avión y autobús
lindo

Slide 11 - Tekstslide

Het gebruik van muy/mucho TB p.127-128
  • Muy (heel, erg) staat voor: - bijvoeglijke naamwoorden                                                                        - bijwoorden
  • Mucho (heel, veel, vaak) is als bijwoord onveranderlijk en staat bij het werkwoord of alleen
  • Mucho (veel, vele) is als bijvoeglijk naamwoord veranderlijk en richt zich in getal/geslacht naar het zelfstandig naamwoord.

Slide 12 - Tekstslide

muy 
1. Muy + bijvoeglijk nw. (adjetivo)
  • Es una ciudad muy bonita
  • Tiene plazas muy antiguas.
  • También es muy grande.
  • Los edificios son muy altos.

Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 13 - Tekstslide

muy 
2. Muy + bijwoord (adverbio)
  • Llego a casa muy tarde.
  • Vive muy lejos.
  • Son las 6 de la mañana. Es muy temprano.
  • Tú hablas muy bien español.


Bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijv.nmw., een ander bijwoord of een hele zin. (tarde, lejos, temprano, bien)

Temprano (vroeg)

Slide 14 - Tekstslide

mucho  
3. Mucho + werkwoord of alleen
  • He viajado mucho en avión.
  • Los bares me han gustado mucho
  • ¿Te gusta? - Sí, mucho,

Slide 15 - Tekstslide

mucho-a/-os/-as
4. Mucho/-a/-os/-as + zelfstandig naamwoord (sustantivo) 
  • En Mallorca hay mucho turismo
  • También hay mucha oferta cultural.
  • Sevilla tiene muchos  monumentos .
  • También hay muchas plazas
Sevilla

Slide 16 - Tekstslide

TB 13d p. 68 
muy - mucho/a/os/as 
Lees de tekst en vul in:
     "muy" of "mucho"



En nu samen oefening 19 van het WB pag. 73.
timer
3:00

Slide 17 - Tekstslide

TB nr.14 p.69 No hay nada perfecto
  1. Luister naar de dialogen.
  2. Wat is het probleem?
  3. Hoe spreek je iemand aan?
  4. Hoe vertel je wat je klacht/probleem is.
  5. Hoe verontschuldig je je?
  6. Hoe reageer je op een klacht?
51
52
53
54

Slide 18 - Tekstslide

Iemand aanspreken
  • oiga/oye
  • buenos días,buenas tardes..
  • por favor,...
  • mire/mira
Klagen
  • Perdone, pero no he pedido sopa, sino ensalada.
  • Mire, es que tengo un pequeño problema. He reservado la habitación con bañera y sólo tengo ducha.
  • Tenemos un problema. El aire acondicionado no funciona.

Slide 19 - Tekstslide

Zich verontschuldigen
  • ¿Ensalada? Disculpe, ahora mismo la traigo.
  • Lo siento. Ha sido un error. Enseguida le damos una con bañera.
  • Ah sí, perdone las molestias. Ya tenemos otro coche para usted.
Reageren
  • No pasa nada.
  • Está bien, gracias.
  • Gracias, muy amable (de usted).

Slide 20 - Tekstslide

A trabajar en grupos





Unidad 7
oef. 21
15 minutos

Slide 21 - Tekstslide

Deberes
  1. Maken oefeningen WB. U7
  2. Maken R&S U.7

Slide 22 - Tekstslide