Week 49 - Fictie en poëzie - klas 1

Fictie en poëzie
Cursus 3 - Fictie
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fictie en poëzie
Cursus 3 - Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Doelen deze week:

Lesdoelen:
- Je leert uitleggen waar gedichten over gaan. 
- Je leert uitleggen wat voor soort gedicht je mooi vindt. 




Slide 2 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Non-fictie:  teksten waarin niets is verzonnen en de schrijver je bijvoorbeeld informatie geeft over een bepaald onderwerp.

Fictie: verhalen die de schrijver heeft verzonnen
Realistische fictie: de gebeurtenissen zouden waargebeurd kunnen zijn.
Niet-realistische fictie (fantasieverhaal): gebeurtenissen kunnen in het echt niet plaatsvinden.
Het doel van fictie is amuseren, want de schrijver wil dat jij zijn verhaal met plezier leest.

                               


Slide 3 - Tekstslide

Personages

Personages: alle personen die een rol spelen in het verhaal

Hoofdpersonage: belangrijkste personage, degene over wie het verhaal gaat. Je weet wat dit personage denkt en voelt. 

Bijpersonage: overige personages



Slide 4 - Tekstslide

Perspectief 
Perspectief: vanuit welke ogen het verhaal beleefd wordt. 

Ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven;
Hij/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
Wisselend perspectief: het verhaal is vanuit meerdere perspectieven geschreven. In het ene hoofdstuk ligt het perspectief bijvoorbeeld bij het ene personage en in het andere hoofdstuk bij een ander.



Slide 5 - Tekstslide

Genre
Als iemand jou vraagt van wat voor soort films en series jij houdt, kun je dat waarschijnlijk in een paar woorden uitleggen. Zo is het ook met boeken. Om uit te leggen wat jouw smaak is, kun je iets zeggen over:

  • het onderwerp: datgene waarover het verhaal gaat, bijvoorbeeld: voetbal, pesten of vriendschap;

  • het genre: het soort verhaal.


Slide 6 - Tekstslide

Genre

Slide 7 - Tekstslide

Genre
Sommige mensen noemen psychologische verhalen ook wel probleemboeken. Daarin worstelt de hoofdpersoon met een probleem. Hij is bijvoorbeeld ernstig ziek of zijn ouders gaan scheiden.

Of je een boek wel of niet leuk vindt, hangt vaak ook af van hoe het boek eruitziet en hoe het is geschreven. 
Daarnaast kun je zeggen of je meer van fictie of non-fictie houdt en of je realistische en fantasieverhalen wel of niet leuk vindt

Slide 8 - Tekstslide

Gedichten
Gedichten zijn korte teksten waarin de dichter iets op een mooie en bijzondere manier probeert te zeggen. 

Je herkent gedichten in één oogopslag aan de typografie: de manier waarop woorden en regels over het papier zijn verdeeld. 

Slide 9 - Tekstslide

Gedichten
Veel gedichten gaan over gevoelens, zoals verliefdheid, verdriet of eenzaamheid. Daar kun je zelf iets in herkennen, maar ze kunnen je ook helpen om iets aan anderen duidelijk te maken. 

Bij grote gebeurtenissen, zoals geboorte, overlijden of een huwelijk, gebruiken mensen vaak gedichten om iets te zeggen waar ze zelf niet de goede woorden voor kunnen vinden. 

Slide 10 - Tekstslide

Gedichten
Gedichten kunnen ook over heel gewone dingen gaan. Daardoor ga je op een andere manier kijken naar de wereld om je heen. 

Veel mensen vinden gedichten moeilijk, maar je hoeft een gedicht niet helemaal te begrijpen om het toch mooi te vinden.

Slide 11 - Tekstslide

Terugblik leerdoelen

Lesdoelen:
- Je leert uitleggen waar gedichten over gaan. 
- Je leert uitleggen wat voor soort gedicht je mooi vindt. 



Slide 12 - Tekstslide

LES 1 & 2
Fictie en poëzie
Wat
Je schrijft een eigen gedicht over een dier met een raadselachtige naam.
Hoe
1. Bedenk een zelfverzonnen dier. 
2. Welke gedachten heb jij over het dier? Beschrijf het dier in ten minste vijf zinnen.
3. Vul de belangrijkste woorden uit de beschrijving van jouw dier in.
4.  Noteer rijmwoorden bij de woorden die je hebt opgeschreven. 
5. Schrijf een gedicht over jouw dier. Het mag zo lang worden als je zelf wilt. Geef je gedicht een passende titel.
Tijd
2 lessen van 25 minuten
Hulp
- vraag hulp aan de docent
Resultaat
- Zelf geschreven poëzie!
Klaar?
Lezen in je leesboek

Slide 13 - Tekstslide

LES 3
Fictie en poëzie
Wat
- Gedichten voordragen
Hoe
1. 
Tijd
20 minuten
Hulp
- vraag hulp aan de docent
Resultaat
- Kennis over de verschillende genre-iconen. 
Klaar?
We sluiten de les gezamenlijk af!

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

SPELREGELS GENRE-MEMORIE

1. Leg alle kaartjes op de kop op de tafel.

2. Iedere speler draait om de beurt twee kaartjes om.
- Is het een setje? Dan is het setje voor jou. 
- Is het geen setje? Dan draai je de kaartjes weer om en is de volgende speler aan de beurt. 

3. Het spel is afgelopen als alle kaartjes zijn gepakt. 
Wie de meeste setjes heeft, wint! 

Slide 16 - Tekstslide

KEUZEMENU

Keuze 1


- Werk aan je opdrachten van Nederlands online. 
§ 3 - Fictie










Keuze 2


- Werken aan je creatieve opdracht voor Fictie



Slide 17 - Tekstslide